V E R V O L G VAN DE B E S C H R Y V I N G
Ti».
XX.'.
opflng gezicn Warden; wamicer mcn dezelve maar eetifjzins befchouwt, cn d,
• vollende befchryving zal 'er uns nog nieer van overcuigen. Zy is, evcn als de
voonge, alle jaarcn, gcnoegzaam by menigte, in poelen en flaande wateren
te niiJcn; en ilhoon ze vvcrkclyk tot de Water-Infeften behoorc, hetfc ze
iiochtans, t,n aanzien vaii den omcrek des lyfs, on de yedaante der vieiioelen
eene zichtbaare ovcreeiikomll niec zommigen onzer groorlle Eoomluizen die
zieh nooit in 'r water ondiouden. W'at derzclver paaring ben-eft, 'er is
niets anders van te melden, dan 't geen ik alrede by de voorgaande foorteti
gezegd hebbe; nademaal deze ten zelfdcn tyde, in 't voorjaar, op de eifciidc
vvyze, en ook maar eenniaal 'sjaars gerchiedt. Doch haare Eieren zyn,°door
derzelver geftalte, eenigzins van die der voorigen te onderkennen; verniits ze
riet zo langkwerpig, niaar meer rond zyn; en dewyl dit onderfeheid zo gering
is, hebbe ik derzelver afbeelding overbodig geöordeeld. De jonge Luizen,
die in deze Eieren -zittcn, blyvcn 'er ook niet langer in, dan de voorigen;
en als zy 'er nitkonien hebbcn ze mede reets haare volkomen geftalte;
hoewel zy haare geheele grootte eerll na de vierde verandering van huid
erlangen; op welken tyd zy ook haare vier vleugels krygen; die zieh eehter
na de derde vervelling, al beginnen te vertoonen; zynd'e de Vleugelfcheedenl
op dien tyd, duidelyker aan dezelven te befpeuren dan aan de voorigen, die
gewoon zyn op den rüg te zwemmen. De tyd van haare voIwalTenheid is
desgelyks eerft in de maand Augußm\ en fchoon zy naderhand, tot in hei
»olgende jaar, leeven, paaren ze echter niet voor in de Lente van dat jaar.
De beide gedachten zyn mede door niets anders, dan door de grootte en
«Jikte van het lyf, te onderfcheiden, waar in het Wyfj e het Mannetje overtrefi.
ST'g
1.2. ™ P>g. vertoonen het Wyfje, de säe en 3Je Fig. het Man-
5. ea 4. neqe, en als men deze Figuuren met de anderen, op de voorgaande Tab.
afgebeeld, vergelyke, ziet men ten klaarfte, dat de kop wel taraelyk breed,
maar ook teffens zeer ftomp is. De Hals, of liever het Borllftuk, heeft noj
meerder breedte dan de Kop; doch beiden hebben ze eene bruine koleur; ea
de platte oogen zyn zwart. Wanneer de Luis haare vleugels geflooten houdt,
fchynen zy zwart-bruin; fthoon ze inderdaad meer beider-dan donker-bruin
^'n; ter oorzaake dat 'er het zwarte achterlyf doorheen fchemert. In die eigenfle
Jigging vormen ze een zwarten, geelbezoomden Driehoek, en een verdeeld
uitgefpreid Kruis. Doch zy bedekken het gantfche achterlyf niet; want aan
den buitenften rand valt nog een gedeelte ran 't achterlyf in 't oog,- 't welk
eene oranje-geele bezooming heeft; en met zo veele fcherpe Infnydingen
voorzien is, als 'er leden of ringen aan 't achterlyf geteld worden.
CIME, X yrQ\ \ n cr.<
^'rr'
Tai XXIX
IMlijl':;:
il'lll) j
IUI
II:
. i i a
!; •