d e r R Ü P S E N E N V L I N D E R S . 20 9
tuigd worden. TA». XU
i t Ii
t
1 1
Ik hefabe deze Rups doorgaans, in de maand Mai, aan de Eiken - en
Lindeboomen, doch zelden aan de Kerflenboomen; en wel laeerendeeJs in die
grootce gevonden, welke dezelve, na vohvailen ce zyn, gewoonlyk bereikc.
Wel is waar, dac de KeriTenboombladeren haar ook ter fpyze dienen; doch
ik hebbe opgemerkt, dac de bladeren van Eiken en Linden haar boven al
welgevallen*. Wat 'haare lengte betrefc, zo hebbe ik 'er nog geene gezien,
die langer was, dan i | duim; maar als ze beginnen ce vaften, en zieh tot
de verandering fchikken, worden ze veel korcer. Ten opzichte haarer dikte
kan ze niec onder de dünnen gerekend worden. Haare kop is naar gerade
van 't lyf geileld, en dcrhalve camelyk grooc; doch hec laacile lid overtrefc
alle de anderen, om deszelfs bochclachcige hoogcc, in grofre en dikce. Die
alles vertoont: ons de ifie Fig. van Tab. XL., weike deze Rups kruipende^^^.
verbeeldc, cn waarin her volgcnde opcemerkcn ilaac. De kop hceft, zo als de
gancfche oppcrvlakte van \ lyf, eene blaauwachtig-grocne grondverwe, die
aan de zydcn, naar bcnedcn, in 'c geelachtig-groene verdreeven is. Het eerile
lid naafi: den kop, of eigcnlyk de hals, pronkc van vooren raec eene hooggeck
ilnalle bezooming; en van daar af loopc 'er eene fchoone geele linie
onder, längs bet gehcele lyf, toc aan 'c einde van 'c laatile lid, alwaar ze
dan een fpirzen hoek maakt, die eenigzins fchuins in de hoogce opfchiet; eeii
anderen %na ilompen hoek formeert, en vervolgens rechcuic naar vooren
loopt cot aan het derde lid. In de ruimre, door deze linie omtoogen, ziet
wen, benedcnwaaris, de 9 kleine fpiegelpunren , of luchcgaten; doch van
ach-
• Deze Rups hebbe ik, behalve op bovengcinelde boomen, reets in 't einde van Mai en
'i begin van Juny, ook op de Kwet2,en-eu Perßken - boomen, ontmoet} cn ik befpeurdc»
dat ze, by gebrek van de bladcicn deier b:omcn, ook de bkdercn van Bergvirijgen i
Qucqjeercnboomeu nuttigdcn. 2.y verbergt zieh gemecnlyk op de boomen in de fchaduw
onder de bladerenj en dit is de oortfek» dat inen le niet ligt zal vindcii, 20 men 'er
niet vlytig naar xoeke. De raeeilen, die ik gevonden hebbe, vi^aren vecl langer cn grooter,
dan die van RS/e/ in deie afbccldingj ook waren deielves! van den rüg tot aan den buik
CD, ter 2.yden van 'c zelve, mct 12 kleine knopjes, als 20 veele oogen, voorzien. De
wederzydfclie luchtgaten waren wit en zviraxt bezoomri. Uiterlyk befchouwd, fcheen deze
foort van Rupfen veelal glad te zyn, maar zy is evcnwel met enkele zwarte hairtjes
bezet} voor 't overige vindt men haar op 't gevoel gantfch vvcek en vieefchig. Wanneer
zy i7i Poppen veranderen, ichynen zy in 't begin veel eer groenj dan donkerrood}
doch naderhand wierden zy zo donker aardbruin, als de hier afgebeclde.
Deel iße Stuk. D d
\\
'I,. x* r
ii Iii
i i l