• <5 V E Î I V O L G VAN DÏ B E S C H R Y V I N G
I.
«a U.
anderd, cn welk een Vlinder 'er uit gebooren zy, hebbe ik vervolgens nici
vernomen. Begeerig zynde om de iiatuiir, den aart cn de eigenfchap dezcr
Rupfe te leeren kennen, kon ik ook hct berigt van anderen, raakende de verandering
dier Rupfe niec afwachten; maar wendde alle inogelyke moeire aun,
om ze door yverig zoeken zelf deelachtig te worden. Ik deed zulks; maar alle
myne poogingen waren vergeefs; en ik won 'er nic:j anders mede, dan een
vermoeden, dat deze wezenlyk de Rups wäre, uit wel.ke, volgens de befchryving
van den Heer DE REAUMUR. (in zyne Mem. pour fervir ä l'Hiß. des
JnfeSes, Tom. I. pag. 293. m Tom. IL pag. 289.) de zogenaamde Vlinder
met den Doods - Kop voortkorae. Eindelyk vernam ik, in 't jaar 1746, dat
zekere Tuinmans Vrouw, in een naby onze Stad gelegen Tain, ecne zeer
fchoonc Rups gevonden bad, welke zy voor geld liet kykcn. Myne zucbt iot
siieuwe en my nog onbekende infeflen liet my niet lang in ruit, maar fpoorde
my aan, otii die Vrouw, hoe eer hoc liever, op te zoeken. Doch tocn zy
vernam, dac ik de Man was, wien zy, op aanfpooring van verfcbeiden Begunftigers,
die Rups bad moeten brengen, zo wilde zy my dezelve niet eens vertoonen:
en ik had niet weinig goede woorden noodig, om haar te beweegen,
dat ik dezelve (Iccbts van verre mogte zien. Dan ik had zodra niet ontdekt,
dat deze eigenlyk de Rups wäre, die ik zo lang te vergeefs gezocht had, of
i k ruilte niet, voor dat ik ze door geld en goede woorden in eigendom kreeg.
s-
Hoe zeldzaam deze Rups in onze Landflreek zy, ze is nochtans, gelyk iS;
ontwaar geworden ben, in Duitfchlsnd niet ten ecnemaal onbekend: want in
de isJs Proeve der Breslaufche Ferzamelingen van Natuur-en Geneeskunde,
mitsgaders de daartoe heboorende Konß-en Geleeribeids-Gefchiedeni]fen\
wordt dezelve pag. 219. befchreeven, cn in haare afbeelding voorgefteld; ook
heeft 'er de Heer Dr. BRUCKMANN , in de 371= Proeve van 't gemeide Werk,
andermaal berieht van gegeeven, en 'er insgelyks de Afbeelding bygevoegd:
welke beide Tekeningen echter met de Natuur niet volmaakt overeenkomen.
In warme Landen zal ze milTchien gemeener zyn. CARDANUS befchryft deze
Rups, in zyn Gcfchrift, ile SuhtUitate Lib. IX. p. 501. Edit. Bafil. in 8.
reets als een Worm, die uit de Nachtfchade (^Solanum,') en ook uit de Jasmyn
voortkomt. Niemand zal de eerlle Rups van ALDROVANDOS, ten opzichte
der
Kfd zulkc fchoonc kolmrcn mcdebrengc, cn ot l y w d álteos in dît prachtig gewaaJ icrfchync.
De Heer Tesdorph van Uécck, die den Heer Rcfel hct hierna volgendc bcricht
heeft mcdegcdeeld , veriekcrt altsns, dat hy ze, in plaats vsn groen, ook graauw gehaä
heefti het welk my zeer gelooftaar voorkomti doordien deze fceioemde NatuiKvriend niet
gewoon was, ieniand met onwaarheden te misleidcn. 't Is derhalvc, mag men denken^, met
deze Rups gelegen, als met anderen van haare ClaiTc, dat ze menigmaal : onderfchcidca
--J—
koleurea gevonden wordt.
KLEEMANK.
® E R U Ü P S E N E N V L I N D E R S. 7
der Fiiimre, aanzien voor het Infeft. daar hier van gefproken wordt; I.
zyn- bSfchryving de Animalibus InfeSis p. 105. Ed. Francof. te ken-™
nen dat hy delelve bedoelt. Daar benevens zegt hy, dat hy er een Vhnder
uit verkreegen heeft, die met eene vlak voorzieti was, gelykende iiaar de
HarlTenpan van een Mcnfch; welke men nochtans in zyne ai beelding met bcfpcurt
Volgens hct bcricht van den Heer DE REAUMUR heeft de Heer JUSSIEU
die Rups te Parys gevonden; en derzelver Vlinder, zo wel als de Rups, is
hem zelven, niet alleen uit verfcheiden Provincien van Vrankryk, maar ook uit
E^yute tocgezonden. En 't blykt, naar zyn zeggen, dat dit Infeft mede in
Eno-eland gevonden wordt, daar uit, dat ALBYN, in zyne Hißorie der Engel-
[che Infeaeiu de Rupj cn den Vlinder afgcbceld heeft«. Daar nu dit Infeftzo
zelden in onze Gewcllen gezien wordt, doct zulks my denken, dat ze alleen
in wanne jaaren tot ons komt; wajineer naamlyk deze of gene Vlinder, in een
warm Voorjaar, vliegcnde, in ons Gewell verdwaalt, en zyne Eieren legt aan
het Gewas. dat zulkcn Rupfen tot voedzel dient. In dit gevoelen worde ik te
meer bevdligd, als ik naga dat dit Gewas juiil de Jasinyn is; welke niet oorfprongkelyk
by ons groeit. Zo toch hcbben zieh de Rupfen, welken de Heer
DE REAUMUR had, met de Jasmyn gevoed; ALBYN heeft de zynen op de Jasmyn
afgebeeld; CARDANUJ zegt, dat ze uit de Jasmyn groeien; en die gcnen,-
waarvan in de de Breslaufche Verzameiingeif gewag gemaakt is, zyn, even
als de mynen, op dit genocrade Gewas gevonden. Dewyl wy nu in 't voorgaande
jaar niet alleen een beeren en droogen Zomer, maar ook een vroeg
en warm Voorjaar alhier hsdden, kan zulks wel veroorzaakt hebben, dac 'er
meer diergelyke Vlindcrs ovcrgekomen zyn, welken hunne Eieren enkel aan de
Jasmyn gelegd hebben; waaruit dan naderhand verfcheiden Rupfen voorcgekomen
zyn, daar men my berieht van gegeeven heeft Want, na dat ik de eerlle
gekreegen had, wierd 'er den 28 Auguihis vvederom eene andere voor de Poort
in 't Zand kruipende gevonden; en verfcheiden Hoveniers, die de myne zagen,
verklaarden, dat zy meermaals zodanige Rupfen befpeurd, en.dezelven dood
;etrapt hadden; denkende dat ze, uit hoofde van haare grootte, de gevaarlykle
Moeders van allerhande Ongedierte waren. Eindelyk hebbe ik ook nog,
door den Heer Predikant ZORNN te Dietfurtb., dien ik wegens zyne goedheid
niet genoeg weeie te roemen, den 21 September des voorigen jaars, zodanig
eene Rups ontvangen, waar door ik 'er in dien Zomer al drie van dtze foort
magtig was; welke allen eencrleie koleuren en fieraaden hadden, en de bladeren
van de Jasmyn met witte tiloemen greetig vertcerden.. Doch of ze ook de
blaÍ
• Van Alh-^m Infeftemverk fpreckt de Heer Köfel hierna, in de befchryving van den Z-yworrts
§ meermaals j en noemt de Afbeeldingcn van Alb-jU, zo wel als die van den bckenden. iVilkei- (welke laatib de Köfelfche Figuuren menigmaal onbefclmmd heeft nagebootft, ) Ge-ht
en elendig. Ilc hebbe deie beide Engelfche Werken gciien, en diirvc het wel aan 't oorde^
van kundige Lief hobbei's overlaatcn, of het gezegde Tan den Heer Röfel gegcond r.y , dan n»t,
K. L e EM A N N*'