II"
6z V E R V O L G VAN DE B E S C H R Y V I N G
'TAB. IX.oorfprong heeft uit de hardheid en gladheid van de gomachtige ftofFe der
Zyde. Zie zyne Mem. Tom. i. Mem. XII. pag, 5a8. Hec is, zegt hy, met
dezen draad gelegen, even als niec de Verniflen. De Verniflen, die uic de
hardlle en blinkendfte gommen gemaakc zyn, hebben ook den fchoonrten
glans. MALPICHIUS , zo wel als D E REAUMUR na hem, hebben ons de inwendige
deelen des Vlinders van den Zy-Worin befchreeven en afgebeeld; en
ik zou zulks ook gaeme, tot genoegen myner Leezers, gedaan hebben; maar
tot myn ongeluk hebbe ik in die jaar, uit myne Zy-Wormen, die ik ter
verandcringe gebragt had, meer Mannetjes dan Wyfjes gekreegen; en dewyl
in deze laadlen, ten aanzien der deelen van de voortteeling, het meeft le
zien is, en ik de Figuuren dezer Heeren niet flechts wilde iiabooczen,
zo hebbe ik dit onderzoek tot op een anderen cyd uicgefteld, om *er alsdan
nader bericht van mede te deelen. De nieuwsgierigheid heeft my ook aangedi'eeven,
om te zien, of ik, door behulp van *t Zonne-Microscoop, in
de, uic den Manneqes-Vlinder genomen ZaadftofFe, iets van den aart der
Zaad-diertjes ontdekken konde; maar ik ben hier in niet gelukkiger geweeft,
dan de Heer L E E UWE N H O E K , die de eigenfte proef genoinen heeft;
ondertuiTchen kan ik zeggen, dat in de gemeide ilofFe alles in leeven en
beweeging WÄS-: maar ik kon niet onderfcheiden, wat eigenlyk die beweeging
maakte*.
• Het is te denken, dat de Heer Leeuwenhoek by zyne waarneemiagen nog geen 7.on-Mt.
c r o s c o o p gehad heeft j en ik achie cok het Zon- Microscoop tot diergelyke waarneeming
e n niet bekwaam, fchoon het buiten gemecn vergroote. Want uit hoofde der ßellinge vai
h e t Microscoop, kan men niet voorkomen, dat het vloeibaare T-aadvocht op de glasfchyv
e n niet nederwaarts loope. Deze nederwaarts loopende ftroom DU verhindert de Zaad«
w o r m c n , die in 't vocht lyni maakende dat ze zieh niet willekeurig können bcweegen,
m a a r zieh raet den Öroom moeten laatcn voortfleepen. Hier by komt nog de hitte in het
b r a n d p u n t van 't Zon - Mi c r o s c o o p : het Zaadvochc, 't welk, by diergelyke Waai-neeminge«,
xeer dun op het glas gedaan moet worden, verdroogt hier door zo fchielyk. dat men»
ingevalle men in de Waarneemingen niet wel geoeftaid is. en 'er niet fpoedig med«
v o o r r g a a t , in plaars van leevende Zaadwormen, niets anders dan kogelvormige blaasjes of
d c e l r j e s , tc lien krygt, die evenwel niets minder, dan Zaadwormen zyn. Ik voor my
hebbe tot hier toc, ter ontdekkinge der Zaadviormen, niets beters gevonden, dan het
«eiivoudige Wilfonfche Microscoop j wanneer her onder de buis met cen verlichtenden
f p i c g e l voorzien is, door middel van een bovcn in de buis gelchroefd klein glasbolietjc, ,
n i e t grooter dan een kruidkorrel. Daar door hebbe ik de Zaad - d ier t je? in 't mannelyk
7,aad der viervoerige Dieren en Viilrhen akoos gelukkig ontdektj en dezclven van andere
l e e v e n l o o t e deelen in andere Sappen, fchoon zy '¿ich willekeurig fchynen te bewcegeil.
zeer wel leeren oodei'fcheiden.
I>e Heer Ledenmilkr ' t is waar, betnigt, in zyne Microscopifche gemoeds- en oogverl
u f t i n g . pas- 145. Tab- LXXV. Fig. c. dat hy, in de tegenwoordigheid van twee ooggct
u i g e n , eenc menigte kovtftaartige Diertjes in 't Zaad van een manlyken Vlmder van de
Z y - W o r r a e n ontdekt keft. Ik bekenne oak, dat deze Mao my in 't eeiil, door die
^^aa^neeming 2,0 verre bragt, dat ik eindelyk, dewyl ik in de läpjien der Eieren vW
VUnders ook foorrgelyke Diertjes oatdekte, welken vich willekeurig fcheenen tc beweegea.
zelfs geloofde. in de Eieren Ziaddiertjes te zien. Doch dcor menigvuldige cn herhaalJc
W a a r n t c t n i n g e n , ben ik overtuigd geworden» dat diergelyke dceltjes zieh wel wiilekem-ig
R U P S E N EN V L I N D E R S ,
Ik hebbe lang in bedcnking geilaan, of ik, in deze befchryving van den TAB. IX
Zy-VVorm, ook eeiiig gewag iiiaakcn' zou van de konil, door welke men,
Velsens het gevoeleii van zoiiimi^en, de Zy-Wonnen zou können vermcnig-
VLilS^'-en; vermits, volgens nimnc ileliing, de Wormcn toch uic verroc vleeich
voortg-ebragt können worden, en de niiiiitcn hcdendaags 'er geloof aan Haan.
DOCH dowyl ik zeker Traktaac, dat juill nict heel oud was, in banden kreeg,
WLiarin van de manier, om de Zy-Wonnen op te kweeken, gehandeld, en
gLZC'd wordt, dat Vr immers ligt ecnc proef van te neemen zy; zo zal ik
alleenlyk den genen, die iull mogten hebben, om er de proef van tc neemen,
vooruit zeggen; dac ze, in plauis van Zy-Wonnen, Maden zullcn krygcn,
die in Vlicgen veranderen. De Kjnit beihat naamiyk daarin: dat men Kallsvleefch
in langkwcrpige Ilukken of reepjcs üiydt, d^z^lven in Moerbezienbladcren
wikkelt, en zo in een houten bali in den Keldcr zec; tot dat ze
beeinnen te verrotten,* wanneer 'er» zo men wil, Zy Wornien uic zoudeii
voovckomen. Anderen willen, dat men eene Kalfdraagende Koe met Moerbezieibladeren
voedere, cot dac ze gekaifd heeft, en voorts zo lang als zy het
Kalfzoogt; dac men ook vervolgens het Kalf, wanneer het zelf voeder genieten
kan, niers anders dan zodanige bladeren geeve, en dat men 't eind^lylc
tot een diergelyk gebruik flaclite. Wederom anderen voeren een Kalf 20
darren achcercen, alleen met Moerbczienbladeren, zonder eenig ander eeten of
i:inken, en flachten hec voorts toc hec zeifde oogmerk*. De eerile manier is
door
fchynen te beweegen, maar dat hunne beweeging nict zo vry cn leevendig ¡$, als de
beweeging der Diertjes in 't manlyk Zaad der vicrvoetige Dieren en ViiTchcn.
I n 't Zaad der Infeften hebbe ik tot nog toe geen lee^rende Zaadwoimen können
c n t d Lken. Het gene ik 'er in befpeurde, ichecnen enkel kleine kogeltjes, en Eivormiiie
d f c l t j t s , waaruit de vochtigheid zelve bcilaat. te weezen; wier willekeurige beweeging
my niet is voorgeivonicn als die van cen bcAield weezcnj maar als die van eene uit<Lmp
n g der vochtigheid, waarin zc zwemmen» en van hunne eigen uittJamping, welke zy
Doodig hebben tot de diaaijing om bannen as, cn o m eene onordenlyke beweeging aan te
tiecracn. Indien ik in myne verdeie Waarnetmingen iecs meer van de Wormcn» in *t
manlyk Zaad der VUndeis. ontdekke» zai ik ÜMC nalaaten het zelve te berichten.
K b E E M A N H .
* De Schryver der Materia Medica fpreekt ook van deze uitvinding, in lyn Vierde Deel
pag. 283. Hoogduitfche Overzetcingj maar hy voegt 'er, uit voorzichtigheid, by: Indien
men /llärovandui voigens Hieronymus l^tda gelt.oven mag, zo is 'er een miJdel om Zy-
V o i m e n tc krygen zonder Eieienj de Z y -Wo rme n , welken men wil dat, uit de venorre
fiukkcn van een gellacht Kalf, in de openlucht Iggende, voortkomen, zouden flerker zyn,
Mn die men uit de Eieren teelt. en wel 10 jaaien duuren, eer ze van aart verbafteren.
gew^aand geheim fchynt eene navolg r g te ^vcezen van 't gene Virgiliut voorüaat tet
• e a o u d i c g c van de Byen. Doch h « cenc is »o beipotcelyk als het andere.
SC L EHMANN.
. , 1
Iii', n
•fiiifi-
'iiU'!'