••• -i!'!
'l K'J ¡"••ti:'
l i V í S - ^ y ' - ' - ' i .i
DEB. R U P S E N EK VLINDERS. m
gen. 5"iy was van 't Vrouwlyk geflacht; cn de\vj'l ik vermoedde, of hy miiTchienT»b.
bezigware geweefl: met zyne Eieren op de Eikebiaderen te leggen, en dat ik hcm''^'^'"'
daar in geftoord hacl, zo ondernam ik vervolgens meiiigen toclit, om ook de
Riips van dezen Vlinder aan de Eikebooracn te zoeken; roaar alle myne tot
hier toe deswegen aangevpende moeite is vruchdoos geweefti Ik hebbe dezen
Vlinder ook menigmaal by de vaalten of miftgroeven der koe-ftallen gezien,'
eil myn Vang - netje naar hem uitgeileeken; maar op diergelyke open piaatzen
is liy ray altoos, door zyn fcherp geziclit cn fnelle vluehtj ontweeken. Laat
ons iiu overgaan tot het befchouwen der jde en 4tlc Fig. van Tab, XXXIII.
waar in wy zien
Eene kleiner fiort <von D a g v l i n d e r s , äe mede tot
de eerfle ClaJJe lehoort.
I i :
1 m
In den eerilen opflag komt deze Vlinder, (ii'g. 3.) behalve in de grootte,i[
meeflal met den voorigen overeen; maar gelyk dit reets genoegzaam te kennen
geeft, dat hy van eene andere foort zy, zo tooneti ook de cieraaden der
vleugelen, het onderfcheid duidelyk. Niettegenfiaande de bovenvlakte zyner
vier vleugelen eene even zo donkere aardbruine grondverwe venoone, als wy
in de I ite Fig. gezien hebben; en fchoon de daarin geplaatHe witte vlakken,
zo wel in getal als in de erde, met de vlakken van den eerften overeenkomen;
zo ontbreekt hier echter de blaauwachtig-zwarte, en fchoone oranjegcele,
uitgeronde bezooming. Alleenlyk ziet men nog aan den buitenrand der
beide ondervleugelen, niet verre van 't einde des achterlyfs, eene oranje - geele
vlak, met twee zwarte punten; en rondsom dien zelfden buitenrand, zo wel
der boven-als der ondervleugelen, onidekt men eene hyzondere bezooming,
die door verfcheiden donkere en bykans zwarte vlakken, geformeerd wordt.
Wyders zyn 'er, omtrent de inieding der bovenvlexigelen, mede nog eenigé
donkere vlakken te befpeuren.
'lÜlij
De 4<lt Fig. vertoont den gewoonen fiand der ondervleugelen van dezen i'/g. 4.
Dagvlinder in 't zitten, cn teffens derzelver ondervlakte. Deze befchouwende zien
wy verfcheiden donkere, en heldere oranje-geele, ook witte en blaauwachtige
vlakken, benevens veele zwarte punten en ftreepen; welker nadere en omilandiger
befchryving overtollig zo« weezen; vermits ik verzekeren, en de Lezer
ten klaaríle zien kan, dat ik alles op het naauwkeurigile, naar het origineel,
üfgebeeld hebbe. Men merké flechts nog aan, dat hier, zo wel aan de onder-
^s aan de boven-vlakte dezer vleugelen, de blaauwe bezooming ontbreekt;
Z die
l^lii
!iii;il!