64 V E R V O L G VAN DE B E S C H R Y V I N G
TAI. IX.door den Heer I. G. LANCRISCH, een geleerd en bekwaam Geneesheer te
Lie^nitz, nagebootil; maar hy heeft door dit middel niets anders dan Maden
vari I Diiim lang verkreegen; die tamelyk wel naar Zy-Wormen geleeken;
doch, zonder de Moerbezienbladeren te nuttigen, zieh in kleine bruine huisjes
infponnen, waaruit naderliand groote, vette , geelachtige Vliegen voortkwamen,
Dit zelfde zal 00k gebeuren, wanneer men de beide andere manieren opvolgt:
doch zy, die het tegendeel gelooven, en de moeite niet ontzien
willen, mögen 'er vry de proeve van neemen,- ik voor my zou het Kalfsvleefch
liever in de Keuken gebruiken, dan het dus laaten bederven*.
•Vermits de groote en fchoone Jasm^nrRups, waaruit de Doodshoofd«
Vlinder gebooren wordt, en mec wier befchryving ik dit Derde Deel begon-
Hcn hebbe, met den Zy-Worin onder de zelfde Chile behoorc, kan ik niet
nalaaten, ten befluice nog te zeggen, dat geraelde Rups in den Zomer van
dit jaar 1747 menigviildiger in onze Geweften te vinden was, dan in 't jaar
te vooren. En dewyi de meeften derzelven, volgens de niy voorgekomen berichten,
aan de Hennip gevonden zyn, en zieh met dezelve hebben laaten
voeden, zo verzekert my dit op nieuw, dat de Jasmyn alleen haare ipyze
niet is. Onlangs hebbe ik, door middel van een myner Begunftigers, het ge»
lük genooten, om het InfeÄen-Werk, welk ALBYN in Engeland uitgeeft, te
mögen doorbladercn, en ik hebbe met veel verwondering gezien, hoe duur
de Heeren Engelfchen zieh de flechte waaren laaten betaalen. Dit Boek koil
S4 Daalders; nochtans komen de minile Infeften in 't zelve met de natuur
overeen; de koleuren zyn inzonderheid in 't afzetten zeer flecht uitgevallen;
en, om 'er maar e6n voorbeeld van aan te haalen, zo is de Jasmyn-
Rups dermaace gekoleurd, dat ze byna onkenbaar zy. Even zo elendig is
de AFbeelding dezer Rupfe cn die van haaren Vlinder in het nieuwe Werk;
\ welk nadcrhand de Heer WILCKS alle maanden te Loncien uitgaf,
fchoon 'er anders aan de pracht nic.ts oncbreeke. Mogelyk zal ik in \
vervolg gelegenheid hebben, oin een nader bericht van dit Werk te
geeven. De
* Als iets mcfkwaardigs moetc ik ten beiluiteder Zy-Wormeo nog aanhaalen, dat zekcr Liefhebber
der Zy-Wormen te Erlange in Frankenland, naamlyk I. P. P. omtrent den jaarc
•1756, toevallig het geluk gehad heeft, van tweemaal in ee'n jaar de Zy-Wormen van een
broedzel te teelen, eii tot de verandering te brengenj ook van de tweede teelt nog bcvruchte
Eieren te krygen, welken hem in 't volgende jaar weder jonge Zy-Wonnen
voortbragtpn. Dit was hem gelukt, londer eenige andere vooriichtigheid daar by te gebruiken,
dan dat hy zt vlytig voerde met frifchc Moerbezienbladeren} en dat hy de Wormen
nooit in eene zo groote Wärmte, .en veel minder in een zo heet vertrek bewaarde.
als verfcheiden Voorfchriften luidenj waar intuflcheu hy ook niet voor de zo menigmaal
gebeurende fterfte behoefde te vrcezen. Voor die genen, welken den 15 Auguitus uitkwajnen,
bladerde hy de Takjes van den Moerbeiienboom van boven naar anderen af.
Naderhand heeft hy de t^veevoudige Zydenteelt in een jaar anderwerf mogelyk beyondcni
de
CLASSIS I.B±PILI0NUJ£ BIUR NOje UM.
i
CLASSIS II.BÄPILI0NTTMN0 C TURNOS WH.