P i l l
;
y'H: flilSl
Pg. 3
F^S- 4,
T84 VERVOLG van DE BESCHRYVING
Taa. XXXVfle Tüb.-^ waarop een takje van een Eikeboom onzer geweftcn, en asn
^^J^^'phetzclve vyfGalappcls gezicn v/ordcn, die niet alicen in gi-ootce en koieur, maar
• ' ' • ook in ryphcid van elkandcr oiideifchciden zyn. Dit ta)(je hebbe ik in 't begin
. van September uit veele anderen gezoelit, en ter afbeeldinge verkooren. De
, i'le en 2de Fig. vertoonen een paar kleine, gantfch grocne, en nog ontydige
Galappelen. De • Fig, vercoont 'ei" een, die nog aiet volkomen ryp js;
maar echter reets eene okergeelc koleur heeft; waartegen die van Fig,
4 . en 5. twee volkomen rypc Galappeicn, onder 't 00g brengcn; weiken de
anderen niet alleen in grootte overtrefien, gelyk vooral aan de ¡'ii Fig. te
zien is, maar ook eene veel fchooner, en aan de eene zyde eene met rood
vermengde grondverwe hebben. Ten opziciite dezer laatllen flaat hier byzonder
aan te merken dat de Wespe, die 'er eertyds in woonde, haar volkomen
wasdom bercikt, 'er zieh doorheen gebeeten had, en 'er uitgevloogen was;
ter dier oorzaake befpetirc men aan ieder derzelven nog een rond gaatje, daar
z e uit gekroopen is. Deze Galappels kwamen by ons alrede in de maand ^uly
l e voorichyn; doch ze waren toen meerendeels nog klein, en zaten by hoop
e n , ol" liever drniiswyze, by elkander; De meeflen hadden binnen 14 dagen
o f drie weeken hiinne volkomen grootte bereikt; fchoon ze evenwel nog groen
U e e v c n . Ik fneed op dien tyd een takje af, dat met diergelyke groene appel
en bezet was; maar ik zag dezelven wel dra, ja menigwcrf binnen een
half nur, reets vol rimpels; en zc verwelkten in 't kort geheel en al; liet
w e l k ik voor cen onbetwiftbaar kenteken hield, dat de toevloed der fappen
m a r deze gewalTen zeer groot moeft weezen; nademaal zy 't gebrek zo
vveinig verdraagen konden. Die genen in tegendeel welken aan hunne kone
fteeltjes zo lang bleeven hangen, tot dat ze volkomen ryp en hard geworden
w a r e n , vielen ten deele, de een vroeger, de ander laater, van den Boomaf,
. s. 4.
Maar myne nieuwsgierigheid, niet te vrede met de enkele befchoiiwiog en
a f b e e l d i n g dezer Galappelen, dreef my om ook derzelver binnenfle, initsgaders
den Gall, dien ze herbergden, te leeren kennen. Ik fneed derhalve, in de
maanden van Juiy en Augußus, veelen dezer groene baftertvruchten midden
d o o r , doch ik kon in de mecften niets ontdekken, dat naar een VVorm, dien
i k 'er echter in dacht te vinden, geleek. Ik bevönd deze Galappelen met cen
l o u t c r raerg gevuld, hetwelk aan dat van waare vruchten, in aart en gedaant
e , gelyk fcheen te zyn; en, even als in dezen, zyne vezelen en voedzelvaatjes
had; die, als zo veele ftraalen, uit het middelpimt naar den buitenrand
u i t l i e p e n ; en wanncer de doorfnede recht in 't midden gefchied wäre, zag
men 'er een klein wit puntje in. Men vindt dit alles op Tab. XXXVI. 111 de
fig. 6. <5d5 Fig. duidelyk voorgefteld. Eindelyk ontdekte ik evenwel, in zommigeii
dezer Galappelen, door middel van een Vergrootglas, in even dat middeip
u n t j e , een zeer klein, wit cn week Woriiitje; dat met een teder huidje
d e r R ö p s e n EN V L I N D E R S . räs
overtoogen was, en ligtlyk over 't hoofd gezien en gekwetll kon worden. D. tTab
maakte my des te opmerkzaamer; en nu begreep ik eerll, dat, wanneer ik^^xven
den Worm in diergelyke Galappelen wHde vinden, ik dezelven niet recht m
't midden, maar 'zodanig doorfnyden moeft, dat 'er Hechts een derde van dit
raiddelpunt, waarin de Worm zyn verblyf had, weggenomen wierd; en toen
ikzulks Haderhand naauwkeurig waarnam, viel 't my altoos gemaklyk den
Worm te ontdekken. Inmflchen moeft ik zeer behoedzaam en voorzichtig te
werk gaan, byaldien ik hem onverminkt en heelshuids uit zyne wooning wilde
lieten; zo als hy in de yde Fig. afgebeeld is: doch zes of zeven dagen laateriv^.
kon dit beter gefchieden; overmits hy toen veel grooter was, en reets de
gedaante van de 811= Fig- had. f'S' 8.
By het onderzoeken en openen dezer onrype Galappeicn vond ik'er ook
eenigen, in welken zes, Zeven en meer Wormen hunne wooning hadden-
Dezen echter lagen niet in eene opening in 't midden der baaert-vrucht byeen,
maar het middelpunt was dan geheel vry, en men zag rondsöm het
zelve zo veele celletjes als 'er Wormen waren. Deze celletjes hadden hunne
byzondere affcheidingen of wanden, en ftonden in de cigenlle cierlyke orde,
als de vakjes, daar de pitten der appelen en peeren in zitten. Derzelver omtrek
was niet zo rond als in den Galappel, waarin niet meer dan ¿¿n Worm
zyne wooning heeft; ze waren integendeel by de zamenlooping fpits, en aan
't boven einde rond verwulfd, gelyk uit de lode Fig. is na te gaan, die äe^'S'"
helft van zodanig een Galappel vertoont. Deze wel in e&i huis, doch in onderfcheiden
kainers woonende Wormen, waren allen van eenerleie grootte,
en elkander zo volmaakt gelyk, dat de Eieren, uit welken ze voortgekomen
waren, noodwendig t' eener tyd gelegd moeften zyn: in de pde ziet nieni>i.
de gellalte van een dezer Wormen. Of dezelven nu van eenerleie foort zyn
met de eenzaam woonende Wormen, kan ik niet met zekerheid bepaalen.
Allecnlyk moete ik zeggen, dat ik 'er, fchoon ik ze in eenerleie grootte
naauwkeurig befchouvvd, en tegen elkander vergeleeken hebbe, nochtans geen
het minlle onderfcheid in kon befpeuren"; doch ik hebbe gcenen dier Wormen
ter veranderinge können brengen, alzo ik dezelven, door 't openen hntiner
e t i l e n , in wanorde gebragt liad; en het van buiten aan de onrype Galappelen
niet te zien was, of 'er meer dan een VVorm in woonde.
6 .
* Ik hebbe ook nog geen diergelyken Galappel, die met veele Celletjes voorzien was, gevondenj
doch ik vermoede, dat deze Wormea, fchoon ze den cenzaamen in alles volkomen
gelykcn, echter miflchica van eene andere, en van zodanig eene ibort zyn, die akooj .
gezelfchaplyk iu de Gallen gevondeii wovdt.
KLEE MANN.
Dee/. iße Stuk, A a
¡ I i
1' j i , Iii'
i i ' ' II')« jh
ii::!-;!'