iir
5 3 « V E R V O L G VAN DE B E S C H R Y V i N G
TAB.
X X I I I .
Lut. f.
alwaar by f . eene tedere, lange, liairvorniige Spiis of Tong te voorfchyu komt,
D i t gedeelte is de meergemelde priem of angel, die, volgeiis den Heer SWJMMF.
R.DAM , hol Zoll zyn, dac ook wel tc gelooven is; doordien de Watcrluis
met behulp van denzelven andere Infeaen uitzuigt; ook vindt men de vootheen
befthreeven foort insgelyks mec diergelyken Angel bedeeld*.
Leu, k.
F,g.
Lett. l.
D e /Je Fig. vertoont cen der Vangpooten van de tegenwoordige foor;,
w e l k e n ik niec weder by vcrgrooiing afgebeeld zou hebben, indien liy niei
gantfcb anders van gefteltenis wäre, dan de voorige. Hec uicerfte kleine deel,
'•dat de plaats van den klaaiiw bekleedt, gaat van g. tot van tot i. zi«
men het lange en dunflo deel des poots, liet welk geheel en al van gelyte
d i k t e , en aan zyn binnenften, tederen, verdeelden fcherpen rand inet kleine
S p i t z e n bezet is. Wanneer nu dit Infeft iets met zyne Vangpooten vail wil
h o n d e n , kan bet dit dünne deel zo naauw in het volgeiide dikker Lid ieggra,
dat zy insgelyks, even als het Lemnier van een Knipines in het Hecht, in
elkander fluiten. Ten dien einde heeft ook het breedcr Lid i. k. van biiinai
eene lleuf of groef; en op dat ze, dus in elkander geflooten zynde, niet ligr
van elkander gefcheiden zouden können worden, zit 'er by Letter k. oeiie
f c h e r p e hoekfpits; welke inaakt, dat het voorfle deel niet ter zyden naar iuiten
uitwyken kan en op dat zulks ook niet binnenwaarts gefehieden zou, 20
l e g t zieh het iiiterile Klaauw-lid g. achter die hoekfpits ter zyden biiiieii
aan. De 8Se Fig. vertoont zulks volkomen; want daar in ziet men zodaiiij
een geflooten Vangpoot by vergrooting. By Letter l. is de konflige inlediiig,
Leu. m. welke beide de lange deelen te zamen maaken; m. toont de hoekfpits aan; cii n.
ha
* Schoon de Heer Sv)ammei-dam, die groote, vermaarde en kundige Onderxoeker der Infekten,
^ en de Heer Rofcl met liem. hier ftcllen, of gilleii dat de Angel of Steekpriem van dit Inietfi
waarfchynlyk hol is, om "er zynen roof, iia de inlleeking, mcde uit te ziiigen; lau
i k nochtans niet nalaaren deswcgens eene aanmerkiiig te maaken; met verzoek dac ds
Leerer egtcr niet denke, dat ik daaromtrenr wyzer dan die groote ¡Wannen wil zp. Wj
zien hier, aan 't einde vau den "Z-uiger van dit Infe£t, eenige hairtjes, die waariciiynl)!:
gezet en gedrnkt worden op de plaats daar de uitzuiging gefehieden zai; waar na dan di;
Angel of priem den Heek doet, en de opening maakt, uit welke vervolgens het vechc of
bloed opgetrokken wordt. Zon het nu wel verre buiten de haak zyn. v/anneer men eeiiJ
^ onderilelde, dat die Steekpriem of Angel van eene hoornaehtige zclfflandVgheid was, gcl)'i:
de angel eener Bycj en geen holligheid hadi dat hy vervolgens, de opening door den üeck
gemaakt zynde, door zyn op en nedergaan, tot een Werktuig, gelyk de inniger in eene
P o m p , diende om het vocht op te haalen? Ik neem hier tot een voorbeeld eene Mugge,
die, op iemands hand zittende, haaren Ilurp of zuiger ili-aks op de hnid neder zet; die
daarop, mec een f y n , en genoegzaam onzichtbaar Angeltje, een fteek doec; en voorts aan 'c
pompen of opzuigeii gaaCi in diervoege, dat men het bloed allcngskens in haar lyf lie
komen. Op deze wyzc zou 'er in den Steekpriem of Angel zelven, juift geen holligheid
noodig zyn. Doch w y willen hier mede het voorensgeftelde niet becwiilen.
D E
D E R R U P S E N EN V L I N D E R S . 1 3 *
lietuiterfte Klaauw- l id, zo als 'er het zelvc ter zyden naar buiten aanHuit. By de TAU.
Iioekfpits fchynt dit gedeelte van den Vangpoot een gewricht te hebben, en dus^X'"^-
iiit twee deelen te bellaan; maar het is ook niet anders dan in fchyn, dewyl
het wcrklyk van Letter i. tot aan 't einde maar een iluk uitmaakt; doch vervolgens
vereenigt het zieh door een gewricht met een ander deel, waar door
het"aan den Kop vaftgehecht wordt, gelyk in de.4de FJg. te zien is.
8.
De Liichtpyp van onze Waterluis kan ook in twee deelen gefpleeten worden;
dit ziet men aan de pde Fig. waar in ik ze by vergrooting afgebeeld
hebbe. Het laatfte Lid van 't lyf, waar aan deze Luchtpyp vail zit, is 'loor^^^^ ^ ^
en. aangeweezen; en de beide lange tleelen, zieh nitilrekkende van 0. '-O'^PP-,^ ¿ f ,
zja mcde zo hol van binnen, als die van de breedlyvige Waterluis, en maaken,
aan elkander gevoegd zynde, eene holle pyp uit, die wederzyds, alwaar
de beide deelen te zamen gevoegd worden, met tedere hairtjes bezet is, op
dat 'er geen Water könne indringen. Doch dat ze in der daad zodanig eene
holle goot formeeren, is in de lo'x Fig. by de Letters qq. te zien; alwaar eenpig, ,0.
överdwars van deze pyp gefneedcn ihikje afgebeeld ^ is. Het nut en gebruikLe». «?.
dezet Pype is uit haare benoeming te kennen; nadeinaal ik ze al meer dan
cens eene Luchtpyp genoemd hebbe; en dat zy wezenlyk tot de ademhaaling
tiient, is in de voorige befchryving genoegzaam getoond.
De paaring van de tegenwoordige foort gcfchiedt ook, gelyk by de voorigcn,
gemeenlyk in 't Vooijaar; en het daar door bevruehte Wyf j e legt de
Eieren inede op de eigenile wyze; laatende dezclven even zo in het water
op den grond vallen. Deze Eieren zyn, gelyk in de iidc Fig. te zien is,Fig. 11.
van de voorigen daarin onderfcheiden, dat ze, fchoon ze ook eene langkwerpige
geftalte, en heldergecle koleur hebben, in plaats van de Zeven vederfpitzcn,
die wy aan de voorigen befpetirden, llechts twee zodanige fpitzen
vettoonen; aan welken niets roods te zien is, maar die enkel wit zyn. Als
deze Eieren vervolgens 14 dagen op den bodem des Waters gelegen hebben,
worden zy der jonge Waterluize te eng; des zy 'er uit kruipe, en in de gedaaiite
van de ifte Fig. te voorfchyn kome. De overige Eigenfehappen, die
ili wyders nog by de voorigen opgenocmd hebbe, zyn ook allen aan de tegenwoordige
te vindcn.
Voor dat ik deze befchryving fluite, moete ik nog een ander Infeft gedenken
, dat zyn voedzel uit beide die foorten van Waterluizen trekt, en zekerlyk
Diel. iße. Sluk. S den
i i i i l
1