i n
'Mi:
D E R R U P S E N EK v l i n d e r s . 2 ^ 7
als ze haaren volkomen wasdom bereikt heefc, vertoont ons de säs Fig. Haare TAS.
grootrte lengte is zelden boven ¿eii duim; en zy is daar beneveti overal van^LIII.
eene bykans gelyke dikte. De Kop, welke niet dunner is dan 't lyf, draagc^'^'
eene bruin - graauwe koleur, en is met eenige iiairtjes bezet. De hals heeft
eene oranje-geele bezooming; en de beide zyde-viakten zyn afchgraauw;
doch Over den riig loopt 'er, van den hals af tot aan 't achterfte iid, een
heldere, breede, vieefchverwige ilreep, waarin twee hoogroode Wratten Haan.
De eerfte zit op den Vierden ring, van den kop afgerekend; van rondsom
heeft dezelve een zwarien grond, en daarin faat ter wederzyde een klein
rood puntje, onder 't welk een vvit vlakje te zien is. De tweede Wrat vertoont
zieh op den laatften ring; en deze heeft eerfl: eene zwarte en vervolgens
eene oranje-geele bezooming; verder ziet men achter den Wrat, twee reien
kleine oranje-geele knopjes. Van onderen heeft deze Rups, op ieder zyde,
wederom eene oranje-geele bezooming; en boven dezeive ftaan, in den graauwen
grond van elken ring of Iid, twee gelykvormige knopjes tegen over elkander.
Van die eigenlle geele koleur zyn ook de acht fliompe buikpooten, benevens
de nafchuivers; en de zes voorile klaauwpooten vindt men iets donkerer.
Het lyf is overal met tedere, donkere halren bezet; doch op de beide
roode VVratten zyn die hairen wat langer; en ze Valien aan den v/ortel in 'c
oianje - geele.
•wcekc groene vleefch der UaJertn a5 doch by toeneemcnden wasdom bcknsagdcn zy de-
Z f l « n aan den rand. De tweede verandering van huid gcfchiedde op den 27 e!l 28 /fei
en vervolgens gebcurde zulks nog tweemaal. Hoe meer zy in wasdom toenamen, des te
mecr werden ze aan de volwaflenen gelyk, By ieder vervelling overrpinnen zy de plaats,.
daar ze de huid zullen afleggens opdat ze zieh met haare pooten mögen vaftzetten, cn
voor t afvallen verzekerd Ijonnen zyn. Den 26 Siptemher hadden zommigen zieh reets
ingeipomen. Zy overwmterden als Poppen, en kwamen, in' t begin van de Lente desjaars'
" ' ' dicrgdyke VUnders, als de He=.-
Ondertaffchen is 'er nog een ander (lach van deze Vlinders, welken mede uit roortselyke
Rupien voonkomcE.; cn die aan dezen Vlinder bjkans in alles dermaaten gelvk zyÄ, dat
zelfs Kenners daarm miflin . en dezelven voor eenerleie foort houden kunnen i'ineevalle zy
geen acht geeven op zekere naanwlyks te merken vlakken en kolcuren, die de eene foort
heett, en welken aan de andere onrbreekeni te meer, dewyl mea deze foort wel eens in
gezellchap van de tegenwoordige vrndt. Doch onze tegenwoordige Rnps is wydcrs van de
andere onderfcheiden door den grooter kop; en den vleefchverwigen nig. die by de andere
geel IS; ook zyn de hairen iets kanger.
De [Heer Sepp heeft die aan de onze zeer gelykende foort, in zyne Neierlandfcbe In-
Mf», het tweede C«;« icT Nacbtvosek, Eerfie Bend,, IFde Stak, eerße Firhmide-
Itpg, Tab. I. 12.18 fraai afgebeeld, cn in haare gantfche leventwyze befchreeven
iomraige dezer tegenwoordige Iborte van Rupfen veranderen ook eer dan de overieen in
dan, geljk de Utti Rofcl m §, 3. aanmerkt, hunne Eieren aan de takken der Wilgeboomcn
leggen, waar mr de jonge Rupfen in "t volgende voorjaar geboorcn worden'T^Hierom
vmdt men van drt Infeä merngmaal Eieren, Rupfen, Poppen, cn Vlinders ten gelykentydc