20+ V E R . V O L G VAU DE BESCHRYVING
TAB.
LIIl.
„bevelhginge van dit gevoelen können dienon. Wannecr hy den Booran^el der
„Gahvespen afäelheeden had, vioeide '.r ecne vochtigheid iiit,- de fteeken der
„Byen en Wespen nu veroorzaaken-op 'e oogenb.ik een gezwel, dat alleen
„voortkorat van de vochti.;heiJ, die in 'c vltefcli gellort is. Zou derhalve de
„vochcigheid, die de Gaiwcspcn, door den Angel, in de bladeren, en in de
„fchoriTe uitgeeven, niec op geljke wyis een gezwel können veroorzaaken ?
„Doch zo waarfchynlyk als deze vcrgelyking is, zo veele zwaarigheden zjn
„ er Gok nog daarnintrent op te lofTen. Welk een onderfcheid is 'er niet
„tulTchen de Gezwellen, die byna in een oogenblik onder de huid opkomcn,
„ e n mlTclien den wasdom der Gallen? welke wel fpoedig, maar in seen
„oogenblik gelehiedt. De Gallen, die her fpoediglle groeien, hebben toch
„eenige dagen noodig; en 'er zyn anderen, die dikwyls verfcbeiden wecken
„behoeven. iloe zou nu een zo gering dröpje van voelit, 't welk de Wespe
„uitgeeft, een dropje, dat veel kleiner is, dan 'c gcne de Eye of eenige
„andere Wespe geeven kan, en dat nog daarenboven daorhetfap, waarmede
„het zieh vermengt, geduiirig verdeeld wordt, in liaat zyn, ora een gezwel
„ t e veroorzaakcn, dat zo langen tyd groeien moet? Daarenboven hoe onder-.
„fcbeiden nioeft nie: het fap van verfchillende Wespen zyn? Het ßp van
„ zoraraigen zou ecne gefting moeten veroorzaaken , die eene zwam-
„achtige Galle deed groeien; dat van anderen zou eene geffing te wegen
^ brengen, die eene half houten Galle veroorzaakte; en vvederom dat van an-
„deren zou aan een blad van zodanig een boom eene Galle doen groeien,
,.die harder was dan 't gemeene hout zelve. Het Vitriool - fiip, 't welk de
„Heer MALPicmus zo menigvuldig in de Gallen voortbrenj;ende Eiken meent
„ l e vinden, en dat hy met het ftp der Wespe laat gellen, zou milTchien
„weinig toebrengen-ter verklaaringe, of ten bewyze van de menigvuldigheiä
„der Galgewaffen, fchoon de Chymiften al toellonden, dat het 'er werkelyk.
„wäre. En eindelyk können wy zeggen, dat de Gallen, waarin de BladUiizen
„zieh onthouden, haaren oorfprong geenzins aan zodanig eene gefting, en aan
„geen fap, dat in zulk eene wonde gellort is, verfchuldigd zyn, gelyk ik
„dders breedvoeriger beweezen hebbe*. Bovendien is 't zeer natuurlyk, om de
„fornieering van alle Gallen, van de formeering der genen, die de Bladlnizen
„ons leeren kennen, af te leiden. Wy hebben geen fappen, die de Wespe
„van zieh geeft, noodig orn eene Galle te doen groeien. Het is bckcnd,
„dat de rand eener fncede, in de fchorde van een boom, meer opzwek dan
„ '«t ovenge. Op zodanige piaatzen befpeuren wy een fterker wasdom; zon-
„der dat de Byl of het Mes eenige vochtigheid of andere ftoffe nali'ar, waa?
„door eene getlitig veroorzaakt zou hebben können worden. Het fap vloeit
„menigvuldiger naar de plaats, daar het den minflen tegenliand viüdt; en
„niaakt,
• 2ie zyne Mrnoirts fmr fenlr i ¡•Hißcirt des Inf. Tom. III Mm. IX pag 103 ihmr
Hvcr De R^autmir aantoont, dar de blaazen der Olmboomcil. en v: n auieie C^e^va icn,
nvdkeii hy Gallen noemt, üoor de Bladliüieo, met bet aanitceken cn uiiz.ui£ea dei biaü«..
« c < vcsGoiiaskt worden.
D E R R Ö P S E N EN V L INDE R S . 2 6 5
^,maakt, dat de deelen aldaar, meer dan de anderen, aangro-ien. De Tappen, T."-
„welken de werktuiglyke liehaamtjes vullen, worden daar in gedrukt of v o o r t - •
„gelluwd, en motten naar de piaatzen vloeien, daar zy minder tegenliand
„ontnioeten, en daar ze, ora zo te fpreeken, lucht krygen. De Uppen der
„Wende, in welke het Ei gelegd is, koraien zieh bygevolg op eene dierge-
„lyke wyze verheffen, opzwcllen, en 't begin eener Galle maaken; waarra
„het Eigeheel of ten deele ieflooten is, enz.„
§. 15.
Doch wy zollen het hier by laaten, en alleenlyk nog zeggen, dat de genegen
Leezer, by aldien hy van deze byzondere en in alles niet onnutte gewalTen,
meer of een omllandiger verllag wenfchte te hebben, zyne begeerte ten
hoogften voldoen kan, wanneer hy de moeite gelieft te neemen, van de
Memoire van den Heer De Reaumuh. zelven in te zien; en miflchien zal ik
'er in 't vervolg ook nog meer bericht van können geeven. Ondermflchen
moete ik, voor het (luiten van deze befchryving, nog kortlyk gewag maaken
van eene nieuwe uitvinding om de InleSen te bewaaren; volgens eene onderrichting,
die ik aan een veelgeeerden Begunlliger te danken hebbe. De raededeeling
hier van heeft niy te meerder vergenoegen gebaard, om dat ik 'er
Dit befpeurde, dat 'er ook onder zodanige Heeren, wTer Hoofdwerk in den
Handel beilaat, zulken gevonden worden, die alle myne bezigheden met de
InfciSen zo verachtelyk niet aanmerken, als zommige anderen. Mea heeft my
naamlyk gemeld , dat de Heer Evers in Hamburg, een aanzlenlyk Koopman
op Italle aldaar, niet alleen veel vennaaks Ichept in myne Werken van de
Infeften en van de Vorfchen, maar ook, (edert eenige jaaren, een Cabinet van
byna allerhande Natuurlyke zaaken verzameld, en het reets in eenige Artikelen
•zeer verre gebragt heeft. Zyne goede qrde, nettigheid, onvermoeide en ongeloovelyke
vlyt, om zyne Infeften te bewaaren, ftrekken ieder ter verwonderlnge;
en hy heeft inzonderheid de buitengemeene moeite aangewend, om
voor ieder ftuk zyner Infeilen, Revers, Vlinders, Vliegen ete. een byzonder
langkwerplg vierkant kasje van zuiver hout te Iaa;ten maaken. Alle deze kasjes
heeft hy groen gefcbilderd, met roode lyften; ze zyn van onderen en van
boven, met een zuiver glas gedekt; op dat men ieder Iniefl "van beide zyden
befchouwen könne. De glazen palTen net in het kasje, zyn 'er met eene zuivere
kjeevende ftoffe in vallgemaakt; cn die ftoffe heeft hy weder, zo als de
Jyft, rood gefchilderd. Deze manler is zindelyk, en waarfchynlyk de befte,
•om de löfeften voor 't bederf cn voor de aanfleektng van andere Infeften,
die menigmaal eene gantfche Verzameling vernielen, te beveiligen; en fchoon
ze koftbaar en moeilyk zy, kan ze echter den Liefhebberen dienen, om te
behouden 't gene zy, eens bedorven zynde, mogelyk, in weerwil van alle
»angewende moeite, nie: weder zouden können deelachtig worden.
g-fe Deel ifle Stuk, L I N A