i - f c ' i s
7 S V E R V O L G VAN DE B E S C H R Y V Î N G
• •Xll.rondsom zieh te zamen, dat zy 'er zeer ruim en welbenooten inifeen tor,.
F'i. 4.
s.
de. Na drie dagen maakte ik die Haderen van het fpinzel los, en bevond
dat het zelve gpntfch wit , en niet zeer grof en digt, maar tamelyk groot e»
plat was, gelyk de I'ig. vertooiit. Dit Spinzel geopend hebbcnde, von!
ik er, benevens de afgefirookte Rupfenhuid, eene beweegdyke Pop in, van
geckante, zo als ik ze in de jda Fig. afgebeeld hebbe. Dezelve ¡/blinkend
rood-brum vaij koleur, en hceft aan 't uiterfte einde een kort «aartpimf
körnende voor t overige met de meefte Poppen der Nacht-Vlinders van ¿1
Tweede Clafle overeen. Deze Pop bleef by my den Winter overliggen; zo
als doorgaans de Poppen doen, welker Rupfen eeril in den Her« haare»
vollen wasdom bereiken. Ondertuflchen had ik nu hoop, den knggcwenfchten
Vlinder wd haail te zullen zien, en bezag derhalve myne Pop veel vlytimr
dan ik anders gewoon was; hy kwam 00k eindelyk voor dea da»--- aiaat
helaas! hy was otivolmaakt, en eene kreupele perfonadie.
Dit ongeluk is hem buiten twylftl overgekomen, om dat ik de Pop te
droog gehouden had; want de Vlinder kon zig niet ontdoen van het Poppev
ies, dat _ aan zyn achterlyf bleef zitten; hetwelk te wege bragt, dat zyne
vleugels met behocrelyk konden uitdyen; waar door zy derhalve verhard, en
onvolmaakt gebleeven zyn. Anders is een Vlinder, uit de Pop körnende, alloos
nog vochtig; en zo lang als hy vochtig blyft, können de Sappen, die
m de äderen der Vleugelen dringen, dezelven, door hunnen toevloed, mia
tiat hun niets wederhoude, uitbreiden; maar als hy eens droog geworden is,
kan er in de deelen zj'ner Vleugelen geene uitdying meer gefchieden; en dan
blyven dezelven, zo als ze in 't begin waren. Dit nu is het lot van mynen
Vlinder geweell: hy kon zieh van zyn Poppevlies niet los maaken; zyne
vleugels bleeven derhalve daarin benooten; inmiddels verdroogden dezelven,
en moeften bygevolg onvolmaakt blyven. Dit ongelukkrg toeval was bvna
oorzaak gevveeft, dat ik myne befehryving uitgefteld had, tot dat ik naderhand
eens, in de voortteeling van zulk een Vlinder, gelukkigerwäre; maar,
geheel onzeker zynde, of ik deze Rups wel zo dra weder deeiachtig mogte
worden, befloot ik den zelven af te beeiden, zo als hy zieh weezeiilyk bevond.,
en te gelyk zo als hy 'er, volmaakt zynde, zou uitzien: waar by ik
echter beloove, denzelven naauwkeuriger te vertoonen, ingevalle ik zo geluk-
Sig ben, van hem eens weder te krygen. OndertuiTchen zullen wy hem nu,
zo als hy m de 6Je f jg.fie- e. voorkomt, befchouwen.
Deze Fig. , fchoon onvolkomen, geeft ons evenwel niet alleen te kennen,
dat deze Vlmder een Wyfje -is, maar wy zien 00k, dat hy eene graauwe
gi'ond"
R Ö P S E N IN V L I N D E R S
j•.i '
77
rrondverwe heeft, die nu helderer, dan donkerer uiivalt; die op zommigeTAt.XII,
fliatzen meer geelachtig-bruin, en hier en daar, nu met donkerer, dan met
hpiderer vlakken en fchubben, vercierd is. De zes pooten zyn zeer digt met
hnff graaiiw vederllof bezet; dermaate, dat zelfs de kleine poodeden, tot
nver de Idaauvven, daar mede bedekt zyn; nochtans is hetzclve hier ter pkatiets
korter, dan aan de bovcnfchenkelen. Voorts zyn de dünne Sprieten
roodachtip'-geel-bruin. Dit alles is aan de gemeide Fig. reets te zien,f'i- ».
die teffens nog het overige deel van 't Poppevlies aan zyn achterlyf vertoont;
het welk zo vaft aan den Vlinder zac, dat hy 'er zieh niet van konde losniaaken.
Dan dewyl ik reets zo veel en lang met Vlinders hebbe omgegaan,
dat ik, ook uit het aanzien van een onvolmaakten, meene te können befluilen
hoe hy 'er in een volmaakten llaat uitzie, zo hebbe ik ook dezen, Velgens
het denkbeeld, dat ik 'er van gevormd had, in de yic Fig. afgebeeld,fiï. 7.
In mogelyk zal de tyd nog leeren, of ik 'er in gemifl hebbe, dan niet. Deze
Vlinder heeft geen bonte of prachtige cieraaden; en daarin kernt hy met de
meeften overeen, die uit Rupfen van byzondere gehalten, of uit fraaie Rupfen
voortkomen; dat mede te zien is aan die genen, welken ik in de eerlle J.
van de befehryving dezer Rupfe, aangehadd hebbe".
Bf-,
* Tcrwyl ik Her tJczen Vlbdcr met anderen vergelyke, ichict 017 relcer Bericht te binnen»
dat my, raakendc het Kabinet van xekcr Heer, uit Paßaa toegez,onden isi cn my > wegen»
het gebruik der Vlinder - Vleugelea, zo zondcrling voorkwam, dat ik geloove mynen Leczcren
gcen ondienft te nillen doen, wanneer ik het hier plaatze. Dit Bericht luidt aldus.
„'Er bevindt rieh hier in Ptjfau cen leker Heer, die z,yn oiifchuldig vermaak in 't
„ichikken van Vlindervlcugclcn gcvonden heeft. Men vindt by hem niet alleen eene grootc
„verzamcling van Vlinders. die hy tuflchen t^vec platte glaten, in goede orde, cn derwWyie
beüooten heeft, dat men de Vleugels, 2.0 we! van anderen als van boven onverhin-
„dcrd, könne befchouwcn: maar hy hceft'er in zyn Zoraer-of Tuinhuis mede een aardig
»iKabinet of eene Pronkkas van gemaakt, dat hy rccts voor 8 jaaren begonnen heeft.
„In het zeh'c lyn verfcheiden Tafeis, van Vlinder - Vleugelen, zo konftig ingelcgd, daC
»>*er Grotweiken, Ruinen, Foiiteinen, Boawkonftige afbceldmgcn, ondcrlcheiden Marmers,
i.Honden, Vogels, KlecJeren, verfchillcnde Lüchten, Schouwioüiieclen, en daarop Schermcn»
pVergeiichtcn, Arlekyns en andere perfonadien, zig icer natiiurlyk vertoonen.
„Het orerige van 't Kabkiet is met fiaai verguld Loofwerk en verheven Beeidwerk
»vercierd, waar onder Vertumnus, Adonis, Pfyche. en andere peifoonen uit de Fabelen.
„Daar cn bovcn ziet men 'er alomme honderden van Bloemcn geftrcoid, die allen van
i,Vlinders, ro grooten als zeer kleinen, tc zamen gefteld ryn; waar van de meclien de
»Natuur nabootzen, cn anderen uit eigen gcvormde begrippen gemaakt zynj zo dat het
»»een luft der oogen zy.
»,Myns wcetens is 'er nergcns ooit cen diergelyk of cen betcr ontwerp van die foort ter
„uitvoer gebragt5 cn in allen gevalle zou dit Bericht ook anderen Liefhebbercn aanleiding-
»konnea gccvcoi om iets van die lutuur te c)ndcrDcemen.>>
D E AÜTHEUR..