DEH R U P S E N IN VLINDERS. 59
taidna de onderfte Letter c inde itle Fig. aantoont. Voorts worden ze acht-TyiB IX.
La? likkcr, klimmen weder opwaarts naar den Kop, en ter piaatze, alwaar'-«'-
de bovenfte letter c ter linkerhand ftaat, maaken ze de tweede buiging;
worden allensskens weder dunner, wenden zieh naar den rüg, en daalen
eindelvk, als een dünne draad, nienigvuldig gekronkcld, naar beneden, tot
omtrent ten einde van den Endeldarm, getekend met Letter d, alwaar zy in^i.^^
eene florape fpits eindigen. Dewylnu deze Vaten, behalve dat ze m memgvuldiee
flingcrinsien liggen, met veele luchtpypjes omgeeven zyn, zo is 't een
moeilvk werk, dezelven uit elkander te wikkelen, en 'er geheel uit te krycren
In den tegenwoordigen Worm zyn deze beide vaten aanvangklyk geelachtig
wit; naderhand worden ze, daar zy merkelyk in akte toeneemen,
Orante-geel, en deeze koleur verlieft zieh eindelyk in 't helder Geele. De
koleur ontvangen zy van 'c Sap, dat 'er in zit, en als de Worm, dien ik
hier afeebeeld hebbe, een Spinzel gemaakt had, zou hetzelve eerll wit, en
vervolsens oranie-geel geweeft zyn; hoedanig een Spinzd wy in de löä»
op gemelde Tai. vertoont
§• 20.
De reets boven aangehaalde a^e Ftg. dezer Tai. IX. brengt ons de zeer
»oorzichtig uit dien Worm geligte Maag, met haaren aanhang, benevens de
uit elkander gewikkelde Zydevaten, onder 't oog. De Maag ziet "er, wegens
de daar in zittende fpyze, groen uit, en fehoon ik derzelver fpierachtige of
vezelige gefteltenis, gelyk Malpschius haar vertoont, niet konde waameemen,
hebbe ik echter wel opgemerkt, dat ze, gelyk hy verder zegt, uit
twee huiden bellaat, welker binnenfte zeer teder en glad is. De fpits toeloöpmde
Slokdarm gaat van den Kop tot aan Letter/; hier begint de Maag;ie"./•
en men ziet 'er byna even dicrgelyke tandvormige deelen en fpltzen aan,
als wy, in de Eerile ClaflTe der Aardkevers, aan de Maag van den Schrötersof
Neushoora-Kevers-Worm, Tab. VIll. Fig. i. en 2. by en Tab. IX.
Fig. 8. by c gezien hebben. Van daar llrekt zieh de Maag, zo als 't my
voorkomt, niet verder uit, dan tot aan Letter g; en het daar opvolgende "'•
deel, tot aan de tweede g, is de Endeldarm. Deze is, naar gerade van de
daar in zittende fpyze, van ongelyke dikte, en bykans volgens de leden der
Rupfe, ingekorven. Door de Letters h. b. worden twee op den Endeldarm j»
li:;gende, flangswyze tedere vaatjes aangeweezen; en naar de Maag opwaarts
zi;t men wederom anderent die wat grover zyn; welker nut of gebruik my
onbekend is; en Malhchius, die dezelven desgelyks aantoont, fchynt evenwel
00k niet geweetcn te hebben waar ze toe dienen.
H ä an