m
R Ö P S E N EN V L I N D E R S , 2 4 r
h t b b e 'er dikwerf meei- dan twintig in een Herffl verzameld, en zorgyuldigTAB.
opo-ekweekt. Met dar dies moit ik nochtans in ecn langen tyd liet geluk niet'^''''^'
hebben, van dezelven ter veranderinge te brengen, en 'er den Vlmder uit te
krvgen; ten einde in llaat te zyn, om haaren gantfcfaen levensloop te befchryven;
bet welk my, eerft na herbaalde poogingen van negen jaaren, beeft
mögen gebeuren.
In de maand Jidy vindt raen de;e Rups raeercndccis van die grootte, op
wellte zy in de ifte Fig. afgebeeld is; zy moct dan nog tweemaal van buid^^^ ^^
verwilTelen, en daardoor verändert zc merkelyk in koleur en gcllalte. Haare
grondverwe blyft wel altyd zwart-bruin; en zc behoudt ook iieets de körte
cn tedere bairtjes, waarraede zy dermaate bezet is, dat haare huid naar het
Vilt gelyke; doch de oranje-geele ringen, welken de leden van elkander
f c b t i d e n , en der Rupfe een fraai aanzien geeven, ondergaan eene merkbaare
verandering; daar benevens worden de gcelacbtig-roodc bairen allengskens
donkerer, en eindelyk zwart. De sie Fig. vertoont eene dezer Rupfen opp^, j,
die grootte, welke zy in den Herift, na voleindigden wasdom, beeft. Omtrent
dien tyd hebben zomniigen, inzonderbeid die genen, waariiit een VVyfjes
Vlinder ilaat voort tc komen, menigmaal de lengte van meer dan 3 duimen;
en basre ringen zyn meeftal van eenerleie dikte. De kop is itts kleiner, dan
het eei-ft volgende lid, rond, zwart van koleur, en met körte bairtjes bezet.
D e körte Viltbairen maaken den grond van 't gantfche lyf bruin, en zo blinkend
als het Atlas; voorts zyn de lange bairen als dan gantfch zwart. Even
zo is 't gelegen niet de inkervingen der ringen of leden; dewyl ze nu als
met een zwarten zooin omringd zyn, aan Wiens beide zyden zieh van onderen
twee goudblinkende dv.'arsllreepen vertoonen,- die naar bovcn, omtrent den
r ü g , in den brninen grond vcrdwynen. De gantfche ondervlakte is, benevens
de 16 pooten, zwart, en de lange zwarte hairen ftaan in drie reien; te weeten
eene over 't niidden van den rüg, en de twee anderen op de zyden naar
beneden. In 't kruipen is dcze Rups zcer langkzaam; en wanneer ze befpeurt,
dat haar iets te na komt, rolt ze zieh op flaanden voet, gelyk eene Slak, te
zamen; waar op ze, zomwylen geheele uuren, in die onbeweegelyke geihlte
blyft liggen.
4-
Byaldien men nu deze Rups ter veranderinge wil brengen, is 't noodig, -
dat men haar, tot in ^anuary toe, vochtig en frifcb voeder, als Gras of
Heide, bezorge. Zy is naamlyk eene dier foorten, welken, fcboon ze ook
haaren vollen wasdom bereikt hebben, nochtans den gantfchen Winter onveraiiderd
overblyven; en als het weer niet te koud is, neemc ze nog geduurig,
die