C l a s s i s I I F a e t l u o n u m . N q c t o k n o r ua\_
TùI L I
final"boordzel aan den uitgefchulpten buitenrand;dat,dewyl''het de zelfde ko-Tab, )Q
leurheeft, naauwlÿks onderfcheiden kan worden. ' Het dikke Achterlyf verron
t zieh afch-graauw, een weinig in ’t bruine vallende; doch het V oorlyfis
■veel bruiner. De Sprieten zyn bruin en hairvormig; doch o f ze aam t Man-
netie anders gefteld zyn, dan aan ’t W y fje, kan ik , nit hoofde van t boven-
gezegde, voor ditmaal niet melden. De 4 * Fig. vertoont ons de houdingfig. 4.
,van dezen Vlinder in ’t zitten , en de Pooten , die hier -00k gezien worden H
zyn van-onderen met zwarte en witte reepjes, doch de Bovenfchenkels met
graauwachtige hairtjes bezet.
De groenachtig, graauw en Oranje - geel gekoleur de R ü p s , ,
' behevens" haare verandering tot ’in
een V l i n d r r .
ezeRupswordt in de maand Mai, veelal reets volwaffen, gevorcden; Tu». Ö ,
1 waaruit, myns oordeels, ligt op te maaken is, dat ze niet1 eerit in -t
Voorjaar uit het Ei gekomen, rnaar reets in den voorigen Herfit gebooren zäl
weezen, en zieh naderhand verfchoolen, en den Winter door verborgen ge-
houden zal hebben, Deze gedachten worden nog näder beveftigt als men itt
.aanmerking neemtj dat alle Rupfen, daar Nacht-Vlinders uit voortkomen>
gelyk bekend i s , een veel langer tyd tot hunnen wasdom noodig hebben, dati
de Rupfen der Dag-Vlinders, inzonderheid die der Eerite Gaffe. lk hebbe
deze Rupfen altoos in de maand Mai, in ’t gras, en reets volwaffen, gevon-
den. Van haare fpyze kan ik tot heden nog niets met zekerheid zeggen: wel
-is waar , dat verfeheiden derzelven, welken ik t’huis opkweekte, nog voorhaa- '
re verandering van de Mosdiftel gegeeten hebben;echter is ’t niet onmogelyk,
dat ze 00k andere graskruiden tot fpyze gebruiken. Schoon ik nu deze Rupfen
niet uitdiet Ei hebbe zien voörtkomen; zo twyffele ik evenwel geenzins-,
of zy worden tut Eieren gebooren, en. vervellen gelyk alle andere Rupfen»
> * •
De geftalte dezer Rupfe is in de 1 fte Erg. van Tab. LI. te zien. Haare groot- Fig.
fle lengte zal iets meer dan 1 § duim beloopen, en in ’t byzonder is ’er het vpl-
gende aan waar te neemen : De Kop is blinkend beider - bruin van koleur, doch
de bek tuffchen de vreetpunten wit - graauw, en van hier loopen twee körte
zwarte ftreepjes voor den kop opwaarts. De Hals, die dünner dan de overi-
ge leden is , is-witachtig, van boven met twee zwarte ftreepen , en op ieder
zyde met drie pnnten voorzien, Alle de ringen of leden, die het lyf dezer
Rüg