R. 7 . T ab. "
S ‘ I XLixi.
Uit de 5 dc Fig. onzer Tab. blykt, hoe dun en doorzichtig de Bovenvleu-
¡rels van dezen Vlinder zyn. Want als hy z it , fchemert de roode koleur der
Ondervleugelen door de Bovenvleugelen heen, zo dat men by den’ eerften op-
lag. zoude detiken , dat ook deze rood waren. Betreffende de Eieren dezer
Vlinders, dezelven zyn geelachtig ■ wit van koleur, en kögelrond*; gelyk uit
de öde Fig. is af te neemen. s '
De zw arte R u p s , met Oranje - ge eie hairen en knoppen ,
aazende op de Heidebezien -flruik ,beni§pns haare
verandering tot in een V l i n d e r .
§• E.
D e Heidebezien-, of door de wandeling Blaauwbeffen • ilruiken, dienen ook, T ab.
gelyk andere Planten, tot voedzel van verfcheiden Rupfen en Infeilen : XL1V.
^lhoewel my tot hier toe nog maar drie foorten van Rupfen,die ’er op aazen,
bekend zyn geworden; te weeten, de. Boritel-Rups 7ab. XL. de tegenwoor-
dige Tab. X L I V . en de volgende Tab. X L V . f Men vindt beide de laatflenin
jy y ,.e n o o k zomwylen in A u g u ß u s enkelvoudig, en reets volwaffen, aan ’t
gemelde Heidebezien kruid, welks bladeren ze zeer greetig afknaagen On-
dertuffchen is ’er geen twyffel äan, o f ze zullen ook wel een Maand eerder, en
kleiner op dit gewas te vinden zyn ; en men heeft gronds genoeg om te Hellen,
dat z e , gelyk andere Rupfen, van huid veränderen; fchoon ik tot heden
nog
* Gantfch kogelrond,zyn ze|||gen!yk n ie t, maar veel meer half rond, en van onderen, daar
ze vaftzitten, plat gedriikt. Wanneer men ze naauwkeurig door een Vergrootglas be*
fchouwt,yon.tdekc men, dat hunne oppervlakte niet geheel g la d , maar als inet een önge-
fchikt tr'ali.ewerk overtoogen.isv^- - . - K l e e m a n n .
f Ik hebbe meer foorten van Rupfen leeren kennen, die haar voedzel op de Heidebezien
. zoe.ken, en zal mögelyk nog de eer hebben, derzelver Afbeeldzels in myne Byvoegzec'
len den L ie f hdbberen van d e z e ’Natuurlyke Hiftorie der Infe&en o n d e r ’t oog tebrengen.
K l e e m a n n .
4 Men vindt onder deze tegenwoordige foort van Rupfen menigmaal Nabroedzels,die men
in September nog aantreffen kan; doch ten aanzien van haar voedzel , fchynt de Heidebezien
- flruik haar eenigfle Ievensmiddel niet te weezen; en 't is te denken dat *er nog
meer foorten van Planten zyn, die haar zulks verfchaffen. Want in den jaare 176.4 den
14 den September ontdekte ik eene dezer Rupfen, terwyl ze bezig was met het .eeten van
de bladeren van een kruid, genaumd'C Polygonum) Duizendknoop o f Varkensgraa.
• ®: . . . . . J. K l e e m a n n .
Eee 3