Tab. plaats van deze linien is de Rnps, Fig. 2. op den rüg rr.et groove ,■ douker-
XU. bruine, pylvormige vlakken vercierd ; welke allen in diervoege in eene rei achter
elkander itaan, dat haare fpitze punten voorwaatts naar den Kop,en dus
de beide weerhaaken ter zyden fchuins naar achteren uititeeken. Deze bruine
vlakken maaken eene zeer fraaie vertooning op den graauwen grond. De ove-
rige kleiner cieraaden, welken nog buiten dezen aan diergelyke Rupfen be.-
fpeurd worden, zyn van allerleie gedaantens. By voorbeeld, in de afgebeelde
l'ig. 2. is de Pin, die op het tweede lid van achteren z it, zwartachtig van ko-
leur, en met een donker - bruinen ring omgeeven; en achter dezelve worden
00k nog eenige bruine itreepjes gezien. D e graauwe grond der huid is byzon-
der teder zwart beitippeld, en fehynt, wanneer men dezelve naauwkeurig be-
fchouwt, als met loofwerk vercierd te weezen. De hairen dezer graauwe-Rupfe
zyn helder-bruin.
S- ö.
T e r nadere onderrichtinge flaat. ons nu verder nog te melden, dat ’er veele
R upfen van deze foort gevonden worden, welke die grootte niet bereiken,
waar in wy deze hier op Tab. XLI. zien afgebeeld. Deze beiden zyn wel reets.
tamelyk ongelyk in grootte, nademaal de eene naby de 4 , en de andere niet-,
veel onder de 5 duimen lang, en deze laatile 00k veel dikker is , dan de eer-
ite; maar ’er veränderen nog veele in Poppen, die zo groot niet zyn,- als de-
ze in Fig. 1. en daar uit komen de Mannetjes -Vlinders voort. Ten aanzien
der koleure, zyn ’er onder de kleinen even zo veelerleie verfcheiden'foorten,
als onder de grootften *.
§• 7-
Fig. 3. Het Spinzel, dat wy in de 3 de Fig. voor oogen hebben, is een arbeid vaii
weinig uuren. Wanneer men deszelfs grootte, vafhheid en- netheid in over-
weeging neemt, moet men ’er inderdaad over verwonderd itaan, dat eene verachte
en elendige Rups bekwaam is-, zulk een werk in zo körten tyd te ver-
vaardigen. De grond van dit gebouw is niet anders, dan eene taaie, flymach-
tige vochtigheid, welke de Rups uit haaren bek trekt; maar die , door mid-:
del der daauwachtige uitwazeminge, als ze naauwlyks eenige minuten in de
lucht geweeftis, verdroogt, en zieh ten laatile tot eene geelachtig-wittekalk-
achtige itoffe laat wryven. De Rups mengt, van tyd tot tyd, onder deze
• taaie
* Dit onderfcheid in koleuren moet men echter niet tot op haare eerfte feiigd, wanneer za
naamiyfc eerft uit het Ei gekomen zyn ,’ üitftrekken ; want als dan körnen ze gemeeniyk
met eene zwart-graauwe huid , waar op echter reets’achter den eerfien en derden Rinf
eene witachtig - graauwe en zwarte vlak gezien wordt, ter waereld. Ten opziciue van
haare verfcheidenheid, zo wel in de grondverwe, ais in vlakken en teke.ningen, zoü ik:
hier nog- veele dingen können aanmerken, ingeyalie ik zuilts niet overbodig oordeeide ,
en de Heer RSfel niet reets duidelyk gehoeg gezegd hadile, dat ze onder elkander in dit
ßuk zeer verfcheiden zyn. Alieenlyk zal ik hier nog melden, dat deze Rups dikwyis met
den Kop rondsom .van zieh fla at, als men haar verontruft. K l e e m an n .
taaie Itoffe alle de hairen van haar ly f* , waar door deze behuizing meer ite-Ts».
vigheid en digtheid bekomt. Hier door dan krygt deze behuizing, van deXLI.
hairen, die-:’er onder gevlocbten zyn , 00k allerleie graauwe en bruine vlakken
. d o o r elkander; Van vooren en van achteren is ze fpits toeloopende, en ze
fehynt aan het eene einde eene pypvormige opening te hebben, welke echter
van binnen volkomen geflooten is. Wanneer de Rups de optimmering van
-haar gebouw aangevangen heeft, is ze genoodzaakt, daar mede voort te vaa-
ren; dewyl debouwitoffe anders, als gezegd is , verdroogt, en de gantfehe
■op.bouw een einde neemt. Wanneer ik zomwylen, tot tydverdryf, den boaw
van zodanig eene Rups, geduurende haare bezigheid befchouwde, en iets van
haar gemaakte werk v.erbrak, heeft dezelve 00k altoos voor een tyd opgehou-
den, als of z e , wegens deze gewetddaadigheid, verdrietig wäre, enhaarwerk
Itaäken zoude; maar na een körten tyd begon ze echter weder, herllelde het
^ebrokene, en vervolgde haaren arbeid. Doch als ik zulks te dikwyis deed ,
veroorzaakte .ik niet.alleen, dat de behuizing onvoh-ooid bl'eeve, maardatook
de Rups onbekwaam ter veranderiage wierde, en ik ’er bygevolg geenVlinder
uit kreege.
5- 8.
• In deze behuizing nii verändert onze Rups binnen drie dagen in zodanig eene
Pop, als ik in de 4 ^ .Fig. afgebeeldfihebbe. De gedaante dezer Poppe%*4>
heeft niets ongemeens. Als ze buiten het Spinzel is , vertoont ze zieh wel
afchgraauw, maar . dit komt van defyne kalkitoffe, waar mede haar verblyf,
daar ze in gelegen heeft, inwendig overtoogen is, en die aan de huid der Poppe,
terwyl ze nog vochtig is , vaitkleeft. Doch al waar dit graauwe itof af-
gefchaafd is, als by.voorbeeld, tüffchen de leden, befpeurt men duidelyk,dat
de huid der Poppe eigenlyk eene blinkend - bruine koleur heeft. Ter plaatze,
daar eertyds de vier paar Buikpooten itonden, ziet men hier aan de Pop vier
paar witte punten f-
Deze Poppen blyven doorgaans 3 weeken in haare behuizing, en alsdan
komt
I Dit mengen der hairen. van ’t" ly f onder het Spinzel-, o f de behuizing der Poppe, iso o k
. aanmerkelyk; wa::t dczclven zitten tamelyk v ail, en können gevolglyk doo.r de Rupfen,
- diezeer gevoelig zyn ,zonder finerte-,zoti men denken, niet uitgeplukt worden. Maar’t i s
niet onwaar&hyr.lyk', dat haare h u id , door het vaiten en de zuiverrng van t ly f, voor
de verar.derit:g,*-/.o veel als ryp o f b ro f lz v . dat dienvolgens de hairen loffer worden,
en dat de Rupi||dit ontwaar wordende, haar Spinzel begint , op den tyd wanneer ze
’.er de hairen geinaklyk onder kan yjechten. Het is ten mirifte zek e r, dat .de huid al,
lengskens; los- 'wordt; dewyl ze dezelve einde’yk afftrookt by de veranderlng in eene P o p ,
20 als o*ok'telkens by ieder verveiling gefehiedt. ' D e VER T a a l n a . •
1 P g f is boven maaten g e yp e lji', wairneef. men haar te na komt, het welk zy door
{j?,®;.heyig omdraaien en wriggelen te kennen g e e f t ; inzonderheid^wanneer he.t eene
‘ °P ¡5 , daar een Manlyke Vlinder uit yvoort 'ftaaiste komen. K l e e m a n n .
D d d 3