I ab. en dezelven befchadigen. Om dlt voor te komen, is ’e r , in plaats van het Ver-
X V. nis, waar van men zieh gemeenlyk bedient, nog een ander middel, dat ik
ten gevalle der Liefhebberen, zal melden. Men legt naatnlyk ieder aan eene fpelde
geftoken Vlinder, tuffchen twee ftukjes helder en wit glas, die in het houtee-
vat zyn; en zo digt fluiten, dat 'er niets könne inkomen. Vermits de punt
van de fpeld in een ilukje hout geftoken is, het welkophetonderfteglas wordt
vaftgelymd; en de knop der fpelde tegen het bovenfte glas aanftaat, zo blyft
de Vlinder tuffchen die twee glazen onbeweegelyk. * lk hebbe zelfs eenige
op die wyze bezorgde Vlmders uit Engeland onfvangen. Ook hebbe ikweige-
leezen dat men de Rupfen op eene dergelyke wyze, in glazen en van onderen
en boven toegemaakte Pypjes, bewaard heeft; doch die kan ik door eigenon-
dervinding niet beveftigen.
k e v e rs , tot myn vereinet, ondervonden ; welken de Muiz en , tot op de Vteugels na
weg geknabbeld badden. Mogelyk doen de Mtrizen en Mollen bet zelfcie aan de Ke’
verwormen en andere Infeäen, die zieh onder de aarde ophouden Doch ik zal door
den tyd omftandiger handelen van dlergelyke Infeäen, welken den Verzamelingen van
Infeäen felradel,yk: z y n ; wanneer ik de eere hoope te hebben van dezelven den veelge.
achten Liefhebberen onder 't oog te brengen,
K LE EMAN-N.
* Diergelyke Glazen-bewaarplaatzen, (waar van ik in 't vervolg eene omftandige Befchry.
ving zal geeven '), zyn zekerlyk bet befte ter bewaaringe van gedroogde Infeäen. AI-
leenlvk dient men in acht te neemen, dat men geene zodanige In feä en , waar van men
denken kan , dat ze met de Eieren der meergemelde kleine Papierluizen, Kevertjes,
Vlindertjes enz. reeds belegd zyn, in die Verzamelingen brengt; nademaa! alle de anderen,
die ‘er buiten dat vry van zyn , door het uitkomende broedzel ook iigt.lyk aänge-
ftoken en vermeld können worden. Hy. die derhalve gezind is om frifche Vlinders uit
te droogen, doet w e l, wanneer hy dezelven terilond in een digt beflooten verbiyf be-
w a a r t; dat echter ruim genoeg moet w e e z en , en zomwylen geöpend dient te worden
op dat het vervuilde Hof vervliege , en geene zo fchadelyke Infeäen lo k k e , die van ’t
aas van doode Infeäen leeven. Ten dien einde is her zeer nuttig , om , door bet in-
iltooien van Kampher, die den Infeäen walglyk is , de vermoiming te verhinderen
vermits de fchadelyke Infeäen daar door het befte uit de Infeäen Verzamelingen te wee-
ren zyn. Doch als' de vaftgeftoken Infeäen genoeg gedroogd zyn , moet men ze uit dat
ruim verbiyf neemen, en ze in de naauwer Verzameling plaatzen. Das zal men , op de-
ze voorzichtige w y ze , de fchoonfte Verzameiing een langen tyd voor alle verwoefting
en vernieiing können bewaaren.
K l e e j j j .n k
De
De M o t - R u p s - , die zieh in de Tlarßbuilen van den Pyn-
boom anthoudt,. benevens haare verandering tot in een
M o r -V u N D E a .
$• i-
1\/T en ziet s jaarlyks aan de Pyn • o f Harftboomen T voornaamlyk aan de bui- T*®-
tenfte jonge uufpruitzels. der takken , verfcheiden diergelyke Harftbui- x v i -
i ’ Se y er ef n afgebeeld is. in de i ltE Fig. dezer 7ab. Wanneer men den- fig. r,
zelven opent, vmdt men ’e r , naar verlcheidenheid van het jaargetyde , of
eene kleine Rups,. o f eene Pop, o f ook wei eene ledige wooning in. Indien
men zodanig een buil in de maand Mai opent, zal men, als hetwatvroegaan-
genaam weer geweeft is-, ’er doorgaans een ledig Poppevlies in ontdekken;
waar tegen men daaromtrent veele Mot • Vlindertjes ziet zweeven, die uit deze
builen voortgekomen zyn. De gemeene Lieden, welken niet onbekend i s ,
, , Wormen o f Rupsjes- in deze builen zitten , zyn van gedachten, dat ze
er s jaarlyks met de jonge uitipruitzels ingroeien; en dit gelooven zy temeer,
om dat men er geene openingen aan vindt, waar door de Rups ’eringekomen
zou z y nm a a r een naauwkeurig onderzoek, nopens den oorfprong dezer Rupfe
, leert öns het tegendeel.. IM
§• 2.
Het Rupsje dezer builen naamlyk verändert, gelyk anderen,, in een Popiev
en m de maand Mai komt het in de 4d' en 5Je Fig. afgebeelde Mot-Vlindertie-
daar uit te voorfchyn; het welk ’er alsdan uitvliegt, en ook ten eerften paart
Ondertullchen beginnen- de Pynboomen op- nieuw uit te botten; derzelver
ipruitjes zyn gemeenlyk in Juny reets een vinger lang; en deeze zyn l'uift de
plaats, welke door het Wyfjes - Vlmdertje gezöcht wordt, om zyne Eieren-,
hier en daar tuffchen de nagelen te leggen. Deze Eieren blyven, van weeens-
het lymerige vocht, dat het Vlindertje ter zelver tyd uitgeeft, aldaar vaftzit-
ten; zo dat noch regen noch dauw ze könne losweeken;. waar door dan ook
de daar uit yoortkomende Rupsjes zieh terftond na de geboorte opbaar noodia
voedzel bevinden. Na dat de Eieren 8 dagen lang aan deze jonge fpruiten ee-
zeten hebben-, komt ’er het jonge Rupsje van onderen uit, en boort in het
jonge en nog weeke fpruitje tot aan het merg; het wordt ook aldaar volwas-
ien, nademaal die merg en het toevloeiende fap des booms hetzelve ten voed-
zel dient.^ Dit zelfde haritachtig fap dringt insgelyks door de opening. die
het Rupsje m t fpruitje gemaakt heeft, naar buiten; vermits het dit gaatiege-
ftadig zoekt open te houden; op dat de toevloed van ’t fap-niet verhinderd,
en