geene gelegenheid h e e ft, om ze voort te zetten; nadien eenige dezer
Rupfen, in zommige jaaren gebeel niet ten voorfchyn komen. Doch zo
klein als tot hier toe het getal der Rupfen dezer Claife is, welken ik my-
nen guniligen Leezeren afgebeeld vertoonen kan , zo groot is de hoop,
dat ik het zelve door den tyd zal können vermeerderen : want ik hebbe
in myne Verzameling reets verfcheiden Rupfen dezer Claife, d ie , zo ten
aanzien der geilalte, als der koleuren, zeer fraai zyn , afgebeeld; welker
gelyken ik nog hoope weder te vinden en ter Veranderinge te brengen*.
§• 2;
Zommige Schryvers, die over de Infecten gefchreeven hebben, rekenen
de Vlinders en Rupfen, waar uit myne Derde Claife der Nacht-Vlinders
beilaat, onder de Dag-Vlinders ; het welk my des te meer verwondert ,
om dat ik ’er zeer weinig o f niets aan befpeure, waar in zy met dezen
zouden overeenkomen. Het groot onderfcheid dat ’er in tegendeel plaats
heeft, zal een ieder wel haail zieh, wanneer we de Rupfen, haare Pop-
' pennen Vlinders , zo als by de voorgaande Claifen gefchied i s , in alle
hunne Eigenfehappen, wat naauwkeuriger befehouwen, en te gelykin acht
neemen, wat ze onder elkander gemeen hebben, en in hoe verre zy van
de overige Nacht-Vlinders, doch voornaamlyk van de Dag-Vlinders, ver-
fchillenf. De Rupfen, waar urt de Dag- en Nacht-Vlinders der voorige
; Claifen gebopren worden , zyn alle met. 16 Pooten voorzien j ; waartegen
'
^ In het Derde Deel dezer Natuurlyke Hiftorie der Infefien heeft de Heer Röfel nog eenige’ Span - Rup^
fe n , die door hem ter veranderinge gebragt warehi benevens haare VHnders » afgebeeld en be-
febreeven ; maar hy heeft voor \t overige zyne hoöp, van nog veele Span - Rupfen ter veranderinge
te brengen, en deskundig te worden , niet beieefd ; echter is het my-, na dien tyd, dikwyls inet
onderfcheiden foorten gelukt; zo wel met io^-äls 12 en 14 pöotige Span- Rupfen, dat ik. de wyze
van verandering opgemerkt hebbe; gelyk ’er opk reets eenige derzelven, in myne Byvoegzelen van
de Röfelfche Hiftorie der In fe& e n d o o r my afgebeeld en onder ’ t 00g gebragt zyn.
- K l e c m A .N N .
•J Men ziet w e l , dat veele Vlinders van Span-Rupfen, inzonderheid- die uit de ranklyvige tienpooti-
; ge Span-Rupfen ontftaan,. byna zodanige Vleugels hebben, als de Dag-Vlinders der Tweede Cla,s-
fe ; maar dewyl ze aan het kleiner en ranker lichaam dezer Span-Rupfen - Vlinders veel gr,0oter te
voorfchyn komen% dan aan de Dag-Vlinders der Tweede en andere Claifen^ en daarenböven om-
trenthet lid veel finaller * en omtrent den buitenrand veel breeder, dan de Vleugels der Dag'VIin*
ders en der anderen,1 zyn ; en deze Vlinders meerendeeis des avonds en des nachts vliegen; zou
men zekerjyk dwaalen, byaldien men ze- onder de Dag- Vlinders wilde rekenen.
K l e e m a n n .
I Uitgenomen eenige. weinigen » welken de beide Nafchuivers ontbreeken v g e ly k , by voorbeeld>
tweeftaartige g ro en e liu jis , op Tab. XIX. van de tweede Claife der Nacht-Vlinders afgebeeld, e^
j . . . asa*
de meeilen dezer Clafle Hechts io , en eenige weinigen 12 Pooten hebben.
Drie paar dezer Pooten, de voor- o f fpitze Pooten genoemd , itaan, gelyk
by alle Rupfen , onder de drie vootile Ringen, welken op den kop
v o lg en ; de overige twee o f drie paar, zynde ftompen, itaan onder de
laatile ringen , zo dat de middeliten ledig blyven. Deze itand der Pooten
nu brengt te wegen , dat de tegenwoordige foort van Rupfen , in ’t kruianderen
meer; dewelken men deswegen , hoewel in een oneigenlyken z in , twyffelaehtige o f ge*
breklyke Rupfen konde noemen. Dat inen dezen echter niet onder de 14 pootige Span-Rupfen
(want zodanige'Zyn ’e r ) moet te ilen , is biytofaaar; vermits denzeiven, fchoon ze maar 14 Pooten
hebben , echter geene van de S.paar Buikpooten ontbreciie:'., ;en dl.e daar benevens nog vangeiyke
eroötte en gebruik zyn; invoege dat deze 14 pootige fo o r t, welke alleen de Nafchuivers miit,^ia
't gaan geenzins de wyze der zogenaamde Span-Rupfen , maar. veel meer de wyze der 10 pootige
Rupfen van de tweede Claife der Nacht - Vlinders volgt. Daarentegen ontbreeken den 14 pootige
Span-Rupfen geene Nafchuivers, maar wel Ji§t voorfte paar der ftompe Buikpooten; zo dat z e , in
plaats van S,.maar 6 diergelyke pooten hebben, van welken doorgaans het voorfte paar zwakker
en kleiner is , dan de vo-Igende; werdende opk dit v00rite paar Buikpooten, in ’t gaan , niet zo
veel gebruikitals de overigen. -Gemerkt nu diergelyke Rupfen üechts 6 Buikpooten, gevoigelyk z
minder dan de 16 pootige Rupfen, hebben, zo veroorzaakt dit gebrek aan diergelyke hulp-leden ,
dat ze in ’t gaan o f kruipen, naar de wyze der 10 pootige Span - Rupfen , ( waar uit deze tegenwoordige
derde Claife der N a ch t• Vlinders, volgens de verdegjflg van den Heer RSfel, b e ila a t,) d ie le ,
den vän ’t ly f , welken geplaatft zyn tuifchen de drie vooriten, waar aan de 6 fpitze Pooten z it ten ,
en tuifchen de leden, waar aan zieh de ftompe Buikpooten bevinden, boogswyze in de höogte moe-
ten krotnmen. Bygevolge moet eene Rups) hoe ze minder Buikpooten hebbe, in *t kruipen haar
middellyf des te meer öpheffen , en dus bet achterlyf des te nader aan het voo riyf brengen. Om de-
le reden moet dan ook-eene. 10 pootige Rups, in ’t kruipen, aftoos een veel boogeren boog mee
haar middellyf maaken , dan de Rupfen, welken een o f twee. pdar Buikpooten meer hebben; en dus
.veel fpanachtiger voortkruipen , dan de 12 o f 14 pootige -Span-Rupfen, ’ t Is w e l. waar, dat ’etc
verfcheiden 16 pootige Rupfen onder de Nacht-Vlinders der tweede Claife zyn , welken in ’ t krul.
pen de drie leden des lyfs, die op de drie#§rite Volgen, eenigzins boogswyze moeten krommen; na-
demaal het eerfte paar ftompe Buikpooten hy deze Rupfen gemeenlyk veel korter en kleiner is , dan
de overigen. zyn; invoege .dat deze met de anderen niet altpos eenerleie verriebting volbrehgen ,
noch in het- toetreeden den groitd können raaken. Maar deze Rupfen , fchoon zy in zekeretn op-
z f l f t e , byzonderlyk in haare eerfte jeugd, wat fpanachtig pleegefl te kruipen, können echter ,..ult
ho.ofde van haar 16 tat pooten , gevoegejyker tot de 16 pootige Rupfen van de' tweede Claife der
Nicht-Vlinders, die niet fpanachtig kruipen, gebragt worden, dan tot de wezeniyk fpanachtig krui-
pende t o , i z , ö f 14 pootige Span-Rupfen. Ondertuflchen komt het my in zo verre zeer waaj>
fcbynlyk.voor, dat de orde der Natuure, jr.a'pswyz.e,van dec 10 pootige Span-Rupfen.tot de 12 poö.
tig.en ,van de 12 pootigen tot de 14 pootigen, eti eifldelyk van de 14 pootigen tot de jrt pootige Rupfen
opklimt; en dat men alzo de 14 pootige Span-Rupfen gantfeh ongedwongen tuifchen de foort
der 16 pootige Nacht-VIinder-Rupfen van de tweede C la ife , en tuifchen de 12 pootige Span-
Rupfen, (welken de Heer RSfel merde 10,pootige Span-Rupfen.in de: tegen.w-ooidiga derde Claife
der Nacht-Vlinders heeft zoeken te b ren g en ,) konde (teilen. Doch ik zon over de voiledigheid
dezer tr'aps.wyze Verdeeiinge nog meer aanmerkingen hebben by te brengen ,en denke ’er 00k breed-
voeriger-van te fpreeken, zo God my leven en gezondheid verl'eene, om de Kentekens-tafelen ovsr
de Infeften te voltooieri en i n ’t licht te gepven. Alleenlyk zaf'-ik hier nog melden, dat ’er ondet
alle dg; Claifen , en dus 00k onder deze", eenige Rupfen en Vlinders .zyn , welker Kentekeris- ’er
dikmaals zo twyffelachtig uitzien , dat men ze noc^utot de eene noch tot de andere Claife met
recht könne brengen ; weshaive men dezelven als twyffelachtige Infeften tuifchen die Claifen dient
te (teilen, in welker kenmerken zy het meeite de e llieb b en . K l e e m a n n .
Mmm 3