Tab. v. gen tyd noodig om volwaffen te worden * . Ze groeien tamelyk dik, docHzel-
Fig.i. den langer, dan i+ duim, en in d e 'i fte Fig. van Tab, V. ziet men eene der
grootilen afgebeeld. De Kop is, naar geraade van ’t overige ly f, zeer klein,
geelachtig groen van koleur, en heefc ter wederzyde een zwart puntje. Doch
dat dergelyke punten aan den kop der Rupfe niets minder dan oogen zyn,
hebbe ik reets in de voorige ClaiTe , Tab. XVI. §. 2. pag. 26p, aangetoond;
en men kan dit daarenboven in ’t byzönder uit het voorbeeld der tegenwoor-
dige Rupfe nader afneemen; want in plaats van deze zwarte puntjes ziet men,
aan zommigen, een paar langkwerpige Streepjes, die tot aan den bek neder-
waarts loopen; hoedanig eene verandering geen plaats zou vinden, indien het
oogen waren f . Van den kop af tot aan de twee laatile ringen, neemt de dikte
men, dat ze de nog overig zynde vochtigheid der verbroken Eierfchaalen het eerft be*
ginnen te verteeren. Z e zyn dan niet veel grooter dan eene linie van een Rhynland«
fchen duim, en haar bleek-geelachtig-^groene ly fis met zwarte punten bezet ; ze hebben
dan 00k een zwarten kop en diergelyke voorpooten: maar zodra ze de bladeren , waarop
ze ter waereld gekomen zyn, beginnen te verteeren, worden ze iets groener; welke koleur
zy naderhand; door alle haare verwiflelingen van huid , tot aan haare verandering,
behouden; echter met dat onderlcheid, dat altoos de eene groener is dan de andere; wan&
zommigen'zyn meer graauw en bruinachtig, dan groen. ' K l e e m a n n ,
• Zy hebben naamlyk zelden meer dan 3 weeken noodig tot haaren volkomen was dom;
K l e e m a n n .
f Schoon de Heer Ro fe l, zo hier als in de voorige tweede ClaiTe der Nacht-Viinders,
Tab. X V I. 5. 2 pag. 269. door verfcheiden reden tracht te bewyzen , dat de Rupfen
, geen gezicht hebben ; dewyl ze het z e lv e , volgens zyn gevoelen , noch tot kruipen,
vreeten eh infpinnen, noch tot ingraaving noodig hebben; en vermits die oogen , zo
' ze evenwel met deze Zin-werktuigen voorzien waren., niet zo veranderlyk, als zyne waar«*-
: genomen zwarte punten en ftreepen, gefcbikt, maar/in eenezekereonveranderlykeplaats
en orde inoeilen zyn: zo hebbe ik nochtans het iegendeel van zyn gevoelen tot hier
toe aan ieder Rups, waaruit een Vjinder voortkomt, befpeurd,* en ontdekt, dat ze 00*
g e n , ja zelfs wel 12 oogen aan den kop hebben. Van deze oogen ilaan ’er aan ieder
Rups, ter wederzyde van den k o p , tegen över en benevens den b e k , zes~; d ie ’eruitzien
als zo veele kle in e , verheven, gladde en blinkende knopjes, welke by allerleie^ Rupfen,
die in een Vlinder veränderen, eenerieie plaats aan den kop hebben, en altoos in de ge*
gedaante van een halven Cirkel nevens elkander ilaan. Het welk in tegendeel , aan dier*
gelyke zwarte vlakjes, puntjes en ilreepjes , waar van de'Heer R'öjel hier gewag maakt,
en die van de Heeren Erdmuller , Frifcb , en andere Infi?£ten-befchryvers , verkeerdlyk
voor de Oogen der Rupfen aangezien zyn, niet altoos zodanig bevonden Wordt; endie,
gelyk de Heer Röfel wel aanmerkt, uit dien hoofde geene Oogen können zyn. Vermies
nu alle de Rupfen, die in Viinders veränderen, op dezelfde plaats en in dezelfde .orde,
met de reeds gemelde 12 verheven , blinkende, en zeer gladde knopjes voorzien zyn, ben
ik van gedachten, dat ik niet mis hebbe, wanneer ik ze voor wezenlvke Zin-werktiiigen
des gezichts ( Organa fenfatorta') houde. Want ik hebbe waargenomen , dat verfcheiden
Rupfen, wanneer ik deze knopjes met verwe digt toe ftreek, haaren weg niet zo zeker
willen te neemen. Ook hebbe Ik dikwerf befpeurd, dat verfcheiden Rupfen der Dag-
Vlinders het licht bemind , err ’t zelve nagevolgd hebben ; terwyl in tegendeel andere
Nacht- Vlinder -Rupfen het zelve ontweeken. En waarom zouden ook de Rupfen haarev
Oogen niet zo wel als de Mollen, in hunne duiilere mynen en gangen onder de aarde,
weeten te gebruiken ? Heefc nu de Schepper deze , anders van veelen vo o r^ jjp d ee*
noucten
te van ’t lyf van lid tot lid toe. De gantfehe huid der Rupfe is blinkend, gras- Tab. V,
groen van koleur, waarin eenige fmalle witte linien befpeurd worden.* Twee
van dezelven loopen, in de Iengte, regelrecht boven over den rüg , tuifchen
welke beiden men de zogenaamde i'olsader der Rupfe donker door de huid
heen ziet fchemeren. Ter wederzyde, benevens den buik, ziet men nog twee
diergelyke linien: ook is het gantfehe ly f alom met körte, tedere hairtjes dun-
petjes begroeid, welke uit veele kleine puntjes te voorfchyn komen. De Ipit-
ze en itompe Pooten hebben dezelfde groene koleur als het ly f, en tuifchen de
voorften en achterften ziet men vier ringen zonder pooten. Inmiddels heefc
deze Rups twee paar buikpooten, en gevolglyk een paar meer dan de voor-
gaande van Tabi,IV. en ook, voor zo veel ik weete¿3 dan alle andere Span-
Rupfen. Dit is ook de rede, dat ze in ’t kruipen geen zo hoogen boog be-
hoeft te maaken. Het laatile lid heefc, gelyk men aan alle andere Rupfen,
van welke foort zy ook mögen weezen , befpeurt, zyne eigen Nafchuivers.
Ik ben lang in twyffel geweeil, o f ik de tegenwoordige foort van Rupfen onder
de ClaiTe der Span - Rupfen zou plaatzen, of niet; doordienik, ten opzichte
van haare twee paar Buikpooten, onder alle anderen, welken my tot hiertoe
bekend zyn, haars gelyke nog niet gevonden hebbe. Maar dewyl ze 2 paar
pooten minder heeft, dan alle de Rupfen der beide voorige Gaffen, endat ze
op de wyze der Span-Rupfen kruipt, zo hebben deze beide omitandigheden
my bewoogen, dezelve onder de tegenwoordige Claffe te plaatzen. Miffchien
ben ik nog zo gelukkig, dat ik door den. tyd eene wedergade van haar vinde;
want ik kan nog niet wel vaititellen , dat zy de eenigite van haare foort zou
weezen.f .
§• 3<
bcuden Diertfes, die immers de duiftetnis meer dan het licht beminnen, met de zintui*
' gen des üezichts ilegaa fd; waarom zoude hy dan de Rupien, die ze meer dan de Mollen
Ä)d]ig<8had(.ien .►(jaar van verfteeken gelaaten hebben ? Doch-byaldien ze , gelyk
. reedsaangemerkt-ps, werkeWk daar mede voorzien zyn: Mfean men ligt nag aan , dat de
aanbidden^^^rdige Wysheid haar , niet ¡-zonder wyze opgmerken , daar mede begaafd
i;« S :e f t . Ik*. z'pd S f l a b.e'veftigingey'van myn-gevoelen. raakeniie de Oogen der Rupfen", nog
: .meer grohdige bew-yzen können bybrebgen, indien.de ruiinte my zulks to e lie t, maar J k
: zal dit ter gelegener tyd jn myne Byv$egzels verbandelen, alwaar ik omftandiger van de
Oogen der Rupfen en andere Wonnen pwaar van;de meeiten nog minder, dan de Rupfen
der V linders f AjeitooÄn',) zar firn fflen f ........................ K l e e m a n n .
* Deze zyn echter aan zommigen even zo veranderlyk van k o leu r , als de R up fen-zeive.
K l e e in a h n .
j My zyn ook inderdaad reets meer foorten van 12 pootige Span-Rupfen bekend, gelyk ik
in het Voorbericht dezer C fä fffi pag. 460 enz. bebbe aangernerkt, welke teil d e e le ,z o a is
deze, in Nacht-Viinders vera.nk|or.en; d ie , volgens de gewo.onte der Nachtvogelen, bün-
| ne Vleugels dakvormig' nevens het ly f nederleggen. Ook bphbe ik in 't gemeide Voorbe-
’■ itc’ht , 5 d. pag. 465. k! aaugemerkt, tot welke foort diergelyke 12 pootige Span-Rupfen
en haare'Viinders behooren; en aShgetööhdsfl dat didi-gelyke Rupfen met haare Viinders
v zodanige middel- o f tuifchen - InfeCten zyn , welke tuifchen de 10 en i4 p oo tig e Span-Rupfen
geplaatft können worden; als tnede cl'at ’er ook'andere foorten yan Span-Rupfen zyn ,
die gevoegeiyk, iiiit hoofde van haare wyze van Verandering., o f tuifchen de roen n p o o -
iße Deel, ade Stuk, Q q q tige,