T a b . zelve niet, gelyk alle andere Wormen, uit het Ei voortkwam, in dit koorn
XU. zo wel als in ’t ander gevonden hebben. Doch laat ons dezen Worin nu ook
eens ten opzichte zyner gedaante befchouwen, om hem recht te leeren kennen.
Wd 6. De 6de en 7dc Figmien vertoonen ons denzelven in zyne uiterfte grootte , die
ea ?• in de lengte 4 a 5 linien, of omtrent een halven duim , beloopt. Hy is niet
zeer dik van lyf; en de ringen of leden, waar uit hy beflaat, en welker getal
zo veel is als dat van andere Rupfen, zyn zeer klaar te onderfcheiden. Des-
zelfs koleur is helder Oker- of leder-geel, en de 8 paarPooten, welken in de.
zelfde orde ftaan, gelyk aan de meeite Rupfen, hebben ook die koleur. De
Kop is bruin-rood, en op den hals zyn een paar voorwaarts gekromde dwars-
big. a. flreepjes te zien. Dit alles is uit de -Fig. a , waarin de Worm zeer veel ver-
groot afgebeeld ftaat, ten duidelykite te bemerken.
§• 5 - I Wanneer nu deze Koorn worm zieh lang genoeg van het Graanverzadigd,
en allengskens den eetluft verlooren heeft, zo wordt hy onruftig. Men ziet
ze als dan hoopswyze over de aan elkander zittende koorn -hoopen heen en
weder kruipen; waar by ze terzelver tyd met den draad, uit den bek voortko-
mende, een dik witachtig-graauw Spinzel maaken, het welk eindelyk den gant-
fchen Koornhoop dermaate overtrekt, dat men in ’t geheel geene korrels meer
zien könne. En byaldien men het koorn niet vlytig omkeere, loopt het nog
eer gevaar van zodanig overfponnen te worden. Vermits nu onze Worm een
draad kan fpinnen, zo kan hy zieh ook, gelyk de Bladwikkelers, van de hoogte
Fig. 8. naar beneden laaten zakken ; het welk ik in de 8fte Fig. vertoond hebbe.* Dezen
zynen draad gebruikt hy ook verder tot het fpinnen van een Winterkleed,
ter zyner befcherminge. Want zo dra hy uit den koornhoop gekroopen is , het
welk zommigen in Auguftus, anderen echter eeril in September doen, zoekthy
eene bekwaame plaats, om zieh aldaar in te fpinnen. Deze vindt hy gemeen-
lyk tuffchen de fparren, balken, of planken der Zolders ; in welker icheuren
en reeten hy hoopswyze vergadert, daar hy het hout rondsom zieh heen klein
kaauwt, en het zelve onder zyn fpinzel vermengt; waar op hy zieh vervolgens
geheel en al omfpint. Op dat ik ook gelegenheid mochte hebben, om dit in-
fpinnen in myne glazen te befchouwen, zo dekteik dezelven zorgvuldig toe,
om dus te beletten, dat ’er de Wormen uitkroopen; want zy können, even
- als de Rups van Tab. XVIII. in de tweede Claife der Nacht-Vlinders, door
middel van hun fpinzel, tegen het gladite lichaam opklauteren. Echter moeft
ik , indien ik begeerde , dat zy zieh zouden infpinnen, hun ook fchuilhoeken
ver-
* Volgens deze Figuur vertoont zieh de Worm glad en zonder hair; maar ik moet deswegen
aanmerken , dat hy echter, door ’t Vergrootglas befcbouwd wordende, eenige
kleine hairtjes febynt-te hebben.
K l e e m a n n .
fchaffen; derhalve wierp ik allerhande ipaantjes van hout in de glazen, en T ab.
zag daar door mynen wenfeh -voldaan, XII. .
§ . <5 .
Een enkel voorbeeld dezer Spinzeis ziet men in de 9 * Fig. , en in de io de Fig. Fig. 9.
worden ons ettelykendezer Spinzeis te zamen vertoond, zo als men zetuflehenen 10,
de fcheuren o f in de hoeken van ’t hout vindt. In dit Spinzel blvftde Worm,
zonder van gedaante te ve rän deren en zonder eenig voedzel, den gantfehen
Winter door, tot in den volgenden Maart o f April, ja zelfs wel tot in Mai,
naar dat het naamiyk vroeger of ipader warm worde. Naderhand verändert
hy in zodanig- eene Pop, als de n de Fig. verbeeldt, die ik, om ze kennelyker/%. n .
te maaken , ook by vergrooting in Fig. b. afgebeeld hebbe. Al wie dezelve^v b
maar eens beziet, zal, uit de gelykheid, die ze met-andere Poppen heeft,
waar uit Vlinders gebooren worden, terilond können opmaaken, dat ook in
deze een Vlinder verborgen zit. Zybehoort onder de beweegelyke Poppen;
haar voorfte deel-is; benevens de Vleugelfcheeden, donker - bruin, doch het
achterite met zyne ringen vertoont zieh veel helderer: maar hoe meer de ryp-
heid van den Vlinder nadert, hoe de Pop donkerer van koleur worde. Aan het *
laatile lid wordt men een paar fpitze punten gewaar ; dienende , naar het
fchynt, op dat de Pop zieh, in haar beiloöten Spinzel, destebekwäamerkönne
wenden en keeren. In dit Spinzel blyft ze niet veel langer dan drie wee-
ken; en wanneer de verandering gefchieden zal, komt niet de Vlinder, maar
de Pop zelve, tot over de he lft, uit het Spinzel te voorfchyn; gelyk in de
I2d= Fig. te zien is. Dit gaat genoegzaam op dezelfde wyze toe, als ik van de Kg- i i .
groote bovengernelde Hout-Rups Tab. X V I li. I' ig. 4. Up. h .pag. 237. gezegd
hebbe. Wanneer deze Pop nu omtrent een half uur lang in die geilalte ge—
w e e ilis , komt ’er eindelyk zulk een Mot-uiltje of Vlindertje uit, als wy inde-
I 3de ^ ; mttende, en in de I4de.ft'g.. vliegende, in zyne natuuriyke grootte , t,
afgebeeld vinden. Maar veel duidelyker können wy hetzelve in de Figuuren t.en 14.
en d., waar in het by. vergrooting vertoond wordt, befchouwen. \&g. c.
en A.
§• 7-
Dat deze Vlinder onder de Nacht-Vogelsbehoort, kan men ten klaarfle
daar uit afneemen, dat hem geene der Eigenfehappen ontbreeken, welkenaan
alle Nacht-Vlinders m ’t algemeen eigen zyn; en gelyk ieder foort vanVlin-
ders haare- byzondere kentekens h e e ft, waar door zyv an de overigen te onderfcheiden
is , zo heeft ook deze ioort de haare. De Vlinder, dien wy hier
voor ons hebben, is met fmalle Bovenvleugelen voorzien, welken een wittert
grond hebben, met zwarte en geelachtig - bruine vlakken befprenkeld , en van
achteren met een als uit franje beitaanden Zoofn vercierd zyn. Wanneer de
Vlmder, ftilzittende, dezelven geilooten houdt, dan maaken zy met hunnen
iße Deel zde Stui, Z Z z