T ab.
Xä x v iii.
T ab.
XXXIX.
gebeeld. Dezelven zyn rond van gedaante, helder-bruin van koleur, en heb-
ben ieder een ingedrukt puntje.
De graau-we met roode Knoppen vertier de B o r s t e l - R u p s ,
benevens haare zonderlinge verandering tot in
een W o r m - V l i n d e r .
§. x.
Deze fraaie en zeer fchoone Borilel-Rups wordt jaarlyks in Juny ,ook zom-
wylen in jtuly, aan de Pruimen- en Kwetfenboomen, welker bladeren haare
fpyze zyn, doch meefl enkelvoudig , ’ gevonden. ln haare eerfle jeugd lee-
ven ze , aangezien het Wyfje de Eieren kort byeen legt, wel gezellig; maar,
wanneer ze eene reis o f twee verveld hebben, en een weinig grooter geworden
zyn , verwyderen zy zieh dermaaten van elkander, dat men ’er naderhand
naauwlyks twee byeen vinden zal.
" 1 . 2-
Ik had deze foort wel drie jaaren achtereen opgekweekt, en zo gelukkig als
äk' telkens was, van ze ter veranderinge te brengen , zo weinig wierd nryn
wenfeh vervuld, om ’er het Manlyk gedacht van te behouden; het welk my
Ichier had doen twyffelen, en bewooge/i, om met anderen te denken , dat ’er
eene foort van Hermaphroditen, of Man - Wyfjes, moefl weezen, en dat deze daar
onder behoorde; byaldien ik vervolgens door de Oranje- geele Borilel-Rups,
op Tab. XL. voorkomende, en derzelver verandering, niet in myne eerite ge.
dachten beveitigd wäre geworden *.
§• 3*
* De Heer RSfel is nog meer van dit ongegrond gevoelen, dat deze foort van Rupfen möge*
lyk eene foort van Hermaphroditen moeft weezen , afgeweeken, toen Jay eindelyk, na »er«
loop van eenige jaaren, zo gelukkig w ie rd , dat h y , in de maanden van Jm y en j a l y , pnS
der deze foörten van Rupfen, oök .het Manlyk geflacht ontdekte, en näderband, uit der-
zelver Poppen, den Manlyken Vlinder verkreegy welken h y in zyn navolgende IIIde
D e e l, benevens de Rups, op Tab. XIII. afgebeeid en befchreeven.heeft. DochMejüfFer
Merian heeft deze zonderlinge.foort van Rupfen.ook reets in haar Werk van Üitheem.
fche Infeiten op de 84 Ke Tab. en wel de Manlyke en Vrouwiyke foorten, afgebeeld voor
’ t oog gebragt; met bericht, da.t zy dezelven met de bladeren van de Zwarte. Heide-Be-
z ie n , o f zogenaamde Blaaüw-Beffen QMynillus baccis mgris) , en met de bladeren van
Slee-pruimen gevoerd heeft. Men zie.haar Werk , naar den Hollandfcben Druk in Fol
io , pag. 43. Ik bebbe dit Rupfen-geflacht, zo wel de Mannetjes als de Wyfjes, in ’t
begin van Jugußur, op de Hinr.e- o f iiraambezien-ftruiken, reets volwaflen ,■ en ’erkort
geleden in ’t begin van September nog eene, maar op een Perfikeboom, ( die echter ook
de bladeren van den Peereboom tot haar voedzel v e rk o o s ,) gevonden. En uit de gejl
:'J . ’ jr.óle/1 JècLÌ. ei 'exc y