T ab. in de 5 de Fig. die het Mannetje verbeeldt, te zien. Hier vertoonen zieh ook
XXVII. de Booten, welker Bovenfchenkels met hairen begroeid zyn. Alle de overige
Fig- 5• Jeden zyn gezamenlyk bruin-graauw vaii koleur,en de voorften derzelven met
zwarte ringetjes omgeeven. Dat voor ’t overige de Sprieten aan beide de geflachten
eveneens, en hairvormig zyn, kan uit beide de’ Figuuren afgenomen
worden.
De Zee-groene Rups, die op het achterße lid met tzvee uitfteekende '
Doornen vöorzien is , benevens haare veratidering
tot in een V l i n d e r .
§■ r.
T ab. A /Tyne Leezers zullen hoe langer hoe meer gewaar worden, dat ik,uithoof-
X X VIII. LVX de der buitengemeene groote verfcheidenheid, die men onder de Rupfen,
aangaande haare uiterlyke gedaante en de wyze der veranderinge befpeurt,
niet dan op goeden grond in diervoege ben te werk gegaan, dat ik my voor.
gefteld hebbe, het gantfehe Hoofd-geflacht in ettelyke Claffen te verdeelen
en dezelven volgens die foorten, welke elkander in de voörnaamfte Eigen!
fchappen gelyk z yn , by een te brengen. Doch om ook het getäl der Claffen,
buken nood, niet al te fterk te maaken, en daar door de Hiitorie der Infecten
aan al te groote fcherpzinnigheden te onderwerpen, welke den meeilen
Liefhebberen dezer oeffeninge welligfeén walg daar van zouden können ver-
oorzaaken; zo hebbe ik noodwendig eene Clafle moeten vornien, waarin ik
alles te zamen voegen kan, ’t geen onder de overige Claffen niet wel te brengen
zy. ‘ Dat nu de tegenwoordige tweede Clafle der Nacht - Vlinders die gene
z y , daar ik van fpreeke, zal ik niet nader behoeven te verklaaren. Ik ben
niet vreemd van te denken,, dat deze Clafle aan menig een als een rechtmen-
gelmoes zal voorkomen; aängezien de Rupfen, welken tot hier toe daar in
verhandeld zyn, en die nog volgen zullen, elkander, naar het uiterlyk aan-
zien, niet zo zeer gelyk zyn, dat ze niet gevoegelyk in eenige kleinere Claffen
verdeeld konden worden. Maar zo lang als ik nog eene groote gelykheid in
haare wezenlyke Eigenfehappen kan ääncoonen, en vooral zo lang de daar uit
voortkomende Vlinders elkander in de hoofdzaak gelyken ; zo lang oordeele
ik ook dit gewaande Mengelmoes te können verantwoorden. Menige foort
van Rupfen heeftin haare gedaante iets, dat haar byzonder eigen is , en dat
men aan geene van alle de anderen befpeurt; echter kan de Vlinder, daar uit
voortkomende, zeer gelyk zyn met dien' van een ander geflacht. (Ik fpreeke
hier niet van de koleuren, als welken geen onderfcheid, dat iels te beduiden
heeft, uitmaaken.) Daar en tegen leert de ondervinding ook, dat menigmaal
taittwee, of meer, elkander zeer gelykende foorten van Rupfen, zeer ongelyke
lyke e n verfchillende Vlinders voortkomen. Indien ik my n u aan alle deze om- T ab.
flandigheden had willen verbinden , zou myne gantfehe fchikking der Claffen XXVIII.
daar door weder overhoöp geraakt. zyn, en ik zou veel verilandiger gehandeld
hebben, byaldien ik alle de Infeäen, 'die onder het geflacht der Vlinders be-
hooren, onder elkander geworpen had, dan wanneer ik het getal der Claffen
byna aan het getal der Rupfen, o f Vlinders, gelyk maakte.
§. 2-
De tegenwoordige foort van Rupfen, in de i fte Fig. afgebeeld, is eene der F,g»i.
gene, die iets bezitten, dat haar boven änderen eigen genaamd mag worden.
Ze heeft naamlyk op het achterfle lid twee kleine doornen. Men vindt ze
eenzaam op de Appelboomen; maar zy is eene der zeldzaamfte foorten. Hierom
was ik byzonder verheugd, toen ik ’er niet alleen eene by geval vond,
maar dezelve ook tot de verandering bragt. Ik kreeg dezelve eeril in Au-
gußus, zo dat ze toen reets volwaflen, en door de laatfte vervelling heenwas.
Haare lengte, wanneer ze uitgeftrekt voortkroop, beliep ongeveer 2 duimen.
De Kop en alle de ringen van ’t Iyf hadden eene doffe , zee-groene koleur.
Over het midden van den Rüg liep, in de lengte, eene donker - groene linie ;
aan beide de zyden van den Buik waren 9 Oranje-geele vlakjes, en in ieder
van dezelven was een zwart puntje te zien. Deze vlakjes bevond ik terweder-
zyde zodanig geplaatft, dat ieder ring van ’t ly f, uitgenomen den tweeden en
derden, met eene derzelven vercierd wäre; en dewyl dit overeenkomt met de
gewoone Spiegelpunten aan alle foorten van Rupfen,zo ben ik van gedachten,
dat deze gemelde cieraaden insgelyks niets anders, dan de Spiegelpunten on-
zer Rupfe vertoonen. De beide bovengenoemde fpitze doornen, als ook de
zes fcherpe Voorpooten waren Oranje-geel, en de Buikpooten en Nafchuivers
met die koleur van onderen bezoomd; gelyk dit alles in de 11 Fig. onzer Tab.
duidelyk gezien kan worden *.
§• 3-
* H B i Leezers deze Befchryving, welke wyle de Heer RSfel hier van de-
H i H » g e ' c’ G volkc™eu overeenkemilig met de A fbeelding H H
Vinrl’ln* er e a a B l B B & hebbe naamlyk, na veelvuldige onderden
amena u AfbeeldinS> voorheen in de Hoogduitfcbe Uitgave van
M Ü H I I Ro( ej medegedeeld, naar geene andere, dan eene volwaflen Rups van deze foort
Pop H omtrent welken tyd
n $ fchoonheid h h en zo i u h
wordt, als de Heer R o ß l.dezelve afgebeeld hadeje. Op dat nu onkundigen, wanneer zv
was6 B S m RaPfen» fchooner en anders van .gedaante wind en , dan ze hier afgebeeld
H b H lü en de" duBeur- eener flechte o f gebreklyke A fb e e l-
, g e n ; B G B G G « e vo ad en , de Röfelfche Afbeelding uit
B h E B I f l H f l Afbeelding van d e z e U H Rups in d»
ftn toefland beter aelvk'is6 tv J S f l f l g ^ a n t e en koleuren in haaren volwas-
I m B j a W B W C T j f y H l Ik hebbe eene der grootften, en w e l, dewyl 'de eene geduu-
B a M a a B i M van ko,eur S H de andere, eene zodanig.e daar toe verkooren, d ie
onder deze zeidzaame ea vreejudfehynende foort van Rupfen wel het meefte voorkpjnt.
’ * 1 2 ' V e r -