behendig in t kruipen; könnende zieh, zo wel naar achteren, als naar vaa.
ren, even fnel beweegen, gelyk de andere Rupien dezer CM e ;e n b y de aanraa*
king maakt ze aardige kromme fprongen. Haare grondverwe is bleek belach,
ttg- graaiiw, maar die koleur valt hierook iets in ’t groenachtige. Door alle'
de leden, den hals en het laatfte lid uitgenomen, loopteen gelyk breede zwart-
graauwe ^reep, m de lengte, O'Ver het midden van den rüg, die ter wederzv-
de een final helder boordzel heeft; waarop weder een dbnkere ftreep volgt. die
naar beneden toe in den helderen grond verdwynt. De eerftgemelde ftreet*
wordt door eene heldere inkerving in de leden dtvars doorgefneeden; het weilt
der Rupfe eene cierlyke gedaante geeft. De hals is ter wederzyde met een
zwart vlakje, en de voor ’t overige gantfeh zwarte Kop met drie kleine Oker«,
geele vlakjes voorzien. De & paar Pooten hebben de grondverwe van ’t ly£
& 4«
Wanneer de eetluft aan onze Raps begint te vergaan, zo beftenrt men eene
gantlch zonderhnge verandermg aan dezelve ; nademaal haare eerfie ko-
*>S- 3- leur in eene roode vleefchkoleur verändert, gelyk in de 3 * Fig. te zien is.
Men wordt dan 00k aan beide de zyden, op ieder ring , een wratie gewaar I
r uC n. * behoudt zyne vlakjes,, en de kop blyft als vooren. Hierop ver*
Ichuilt ze zieh in haare wooning, beftaande uit een wk doorzichtig fpinzel.
waarm eindelyk de roode in eene geelachtig-witte koleur verändert; en de
Rups, die alrede in de lengte was afgenomen, krimpt dan nog korter te za«
i*g- 4* men: zo dat ze niet langer z y , dan de 4 * Fig. dezelve, in haar Spinzel lis-
gende, vertoont. r &
§• 5-
In deze gedaante blyft ze als Rnps, den gantichen Winter door, tot in de-
maand Mai, en menigmaal tot in juny üggen; daarna verändert zy eerftinzo-
Fig. 5. damg eene Pop* als wy in de 5^ z i e n e n terwyl dir gefchiedt, verwis-
feit haare voonge groenächtig - witte koleur in eene Oranje - bruine. De Pop.
zelve is rank van ly f, en de Kop-wordt ’er zeer duidelyk afzonderlyk aan ge-
zien, van achteren heeft ze een Staartpunt, en wanneer ze aangeraakt wordt
geeft ze haare gevoeligheid terftond te kennen. Na omtrent 14 dagen aldus-
gelegen te hebben, verfchiet haare koleur eenigzins; en men ziet op de Vleu-
Fig. 6. gellcheeden verfcheiden zwarte vlakken doorfchemeren (zie de 6 ^ Fig.) ■ waar-
uit men dan befluiten mag, dat de Vlinder wel haaft te voorfchyn zal komen-.
Uit alles, dat we tot nutoe gezegd hebben, blykt, dat ons Infeä zes maan-
den als Rups, en niet wel drie weeken als Pop in zyn Spinzel, den gantfehen
Winter door, blyft üggen, zonder eenig voedzel te mittigen: doch ditiseene
Eigenfchap, die onze Rups met anderen dezer Clafie gemeen heeft.
§ . 6. T a * .
xiy.
Het Mot-uiltje, dat uit de Rups voortkomt, is , fchoon het metgeenfrische
koleur pronke, nochtans, om zyne nette tekeningen, niet onaardig. De
7dc Fig. vertoont ’er een vliegend. Het Voorlyf en de Kop hebben eene helde- F,v 7.
re Oranje-geele grondverwe, de Oogen zyn zwart, de Sprieten hairvormig;
en op den rüg ziet men voorwaarts eene verdeelde, en daar achter eene halve
maanswyze zwarte vlak. Het achterlyf heeft op alle de leden Oker - geele ftree-
pen, welker tuffchenruimte donker-graauw gevuld is , en wel derwyze, dat
beide die koleuren in elkander verfmelten. De grondverwe der vier Vleuge-
len is blinkend wit. De twee bovenften zyn aan den voorften rand met twee
zwarte aderen voorzien; wier tuffchenruimte geel is. De buitenrand is zwart
bezoomd, en kort daar by ziet men eene rei uitgefchulpte vlakjes van diezelf-
de koleur; de eerfte derzelven is degrootfte, en de anderen worden allengs-
kens kleiner, zo wel in de breedte als in de lengte. Op dezen volgt nog een
gedwongen regel van zulke zwarte vlakjes, die echter kleiner z yn , en niet tot
aan den achterrand overdwars reiken. In de overige witte ruimte des Vleu-
gels zien we nog andere zwarte vlakken , welker getal op vier o f v y f uitkomt.
De Ondervleugels hebben een wit boordzel, en daar op vclgt een zwarte zooru
van dezelfde breedte; voorts eene rei kleine gefchulpte vlakjes, en na eene
breede ruimte ettelyke grootere vlakken.
s. 7.
De zittende geftalte van dit Vlindertje wordt in de 8«« Fig. vertoond. Het fiv «
heeft daarin iets byzonders, dat het zyne vleugelen niet, gelyk de meeften ° ’
dezer Claffe, boven op ’t lyfgeflooten draagt; daaromzouhetügt vaniemand
dien de Rups, waaruit het voortkomt, nog onbekend is , voor een Vlindertje
van eene Span-Rups können aangezien worden. De zes Pooten komen hier
00k te voorfchyn: derzelver bovenfchenkels zyn iets dünner en niet zo hairig '
als aan veele andere Vlinders; en de koleur is helder-graauw. DeZuiger van
welken men hier weinig te zien krygt, is tamelyk lang. Het onderfcheid van
de geflachten wordt hier 00k aan het meermaals gemelde kenteken, dat is de
dikte van ’t achterlyf, kenbaar.
8.
Byaldien men alle Vlinders zo gemaklyk als deze deelachtig kon worden dan
zou men in t kort, en zonder veel moeite, eene aanzienlyke Verzanaeling können
roaaken. Men behoeft in Juny, of üever in July , flech.ts naar de plaats.
daar veele groote Brandnetels groeien, te gaan; en men zal ’er wel haaft eene
groote memgte vinden. Zy vüegen by dag juift niet; maar, als men de Ne-
tels in beweegmg brengt, ziet men een gantfehen drom van Vlinders opltuiven ;
A a a a a want