Ta*. voor oogen hebben. Deze Pop is van vooren en van achteren tamelykftomo,
XLVI... ¿och aan ’t einde met een kort ftaattpunt bedeeld,. het. welk hier echter, ter
oorzaake van de Rupfen • huid , die ’er nog aanbangt,niec welgezien kan worden.
ln ’t begin is deze Pop rood-bruiri'van koleur, doch naderhand wordt
ze dof-zwart; en aan derzelver Achterlyf ziet men,.ter wederzyde van de rin.
gen, Oranje-geele Spiegelpunten. Daar andere Poppen door'gaans,'alszeäan-
geroerd worden, in beweeging geraaken; hebbe ik deze altoos geheel roere-
loos bevonden.
S- 7-
Alle deze Poppen, waar van ik ’er een groot getal had, bleeven den Winter
over liggen; doch in het volgende Voorjaar, te weeten in /Jpril en ’tbegiii
van Mat, kwamen’er fchoone, witte, zwartbeilippel.de Nacht-Vlinders uit
&S- 7* voort, waar van ’er zommigen eenigzins geelachtig waren. De 7 dc Fig.ver-
toont ons een Wyfje dezer Vlinders met üitgebreide Vleugelen. Zo wel deszelfs
Boven- als Ondervleugels hebben eene gantfch witte grondverwe, die,in
beide , met veele zwarte punten als befprenkeld-is; welke van onderfcheiden
grootte zyn, zonderorde, en in de Boyenvleugels menigvuldiger, dan in de
Ondervleugels, itaan. Plet ilompe Voorlyf is ook wel wit,-maar zodanig ,
dat het eenigzins in ’t geelachtige valle; waar .tegen het dikke Achterlyf, op.de
bovenvlakte, eene fchoone hoog - Oranje - geele koleur heeft, uitgenomen het laat-
fte lid, dat weder witachtig is. In ’t midden van dit ly f , en aan deszelfs beide
zyden, ziet meneene rei zwarte, hoekige vlakken, die wit bezoomd zyn. De
ondervlakte van ’t ly f, welke hier niet gezien kan worden, is gantfch wit, en
insgelyks met twee reien van zodanige zwarte vlakken vercierd.
§. 8.
Fig. S. De 8fte Fig. vertoont ons het Mannetje, zittende met geüooten Vleugelen ;
deszelfs Achterlyf is wel eveneens van koleur, maar veel dünner dan dat van ’t
Wyfj^. De Sprieten zyn aan beiden van eenerleie dikte, en eenigzins veze-
ü g , hoewel zulks naauwlyks te merken zy. Voor ’t overige zyn z e , gelyk ook
de Oogen en Pooten, zwart; en de koleur der hairige Bovenfchenkelen is,oa-
der de witte hairen, en daar ze aan ‘t ly f liggen, Oranje - geel.
De nu.witachtig , dan. beider- of donker-bruin gekokurde
hairige R®a?<s, met knappen en flreepen ymrzien >
" ' benevens haare verandering' tot in
een V l i n d e r .
I- i .
C c h o o n de tegenwoordige Rups, op Tab. XLVII. afgebeeld, veel overeen-
i j komit met de voorige hebbe, zo toonen echter haare gedaante en veran-
’dering genoegzaam , dat ze van eene gantfch andere fdort zy. De Eieren,
waar uit deze Rupfen gebooren worden, zyn den voorgaanden byna volkomen
eelvk * • en worden ook ten zelfden tyde des jaars, door de. Wyfjes - Vlinders,
op zodanige Kruiden gelegd, die naderhand der Rupfe de noodige fpyze ver-
fchafferf. Ik hebbe dezelve insgelyks met de zogenaamde en menigwerf gemela
de Mos- Dillel groot gemaakt: ettvermits zy dit kruid gretig a t, zo bekom-
merde ik my weinig of niet om na te gaän, o f ze ook nog andere kruiden ge-
bruike; fchoon het wel weezen könne, dat ze zieh van meerderleie kruiden
ter fpyze bediene.
§• ?•
Deze Rups verändert even zo dikwyls van huid als de andere; maar by ie-
der aanwas heeft ze eene andere koleur, als zynde nu donkerer, en dan helderer
* Deze Eieren overtreffen nochtans de anderen in grootte, ze zyn blinkend, en in n begin
vertoonen ze zicW beWer -geela chtif j, ook ziet inen wel dat derzelver koleur zieh eenigzins
in H groene, byaüials B a ille -k o leu r , verlieft, in den jäare 1764, omtrent het midden
-van fum , had ik het vergenoegen, van uit diergelyS een Wyfj||i-Vlinder, gelyk . op de-
■zeXLVlK'e Plaat is afgebeeld, c;ene iegging.yan meer dan 450 zodanige bailie-kolsurde
Eieren te krygen. Deze Eieren bleeven niet lang lig g en . maar zo dra.ze .groenachtig en
zrfartftreepig^wierden, zag ik des-anderen daags , Ä z 8 y « « y , nu in d e | | dan in gene
' ¡dezer Eieren eene opening ontftaan, welke de daarin tydig geworden jonge Rupsjes, door
■ midäel van haar g eb it, in-|e Eierfehaalen maakten, waar door zy ’er vervolgens uitkrui-
pen konden. Deze Rupsjes zyn , By haare komft in de waereld, naauwlyks. ¿¿ne linie
langjiijelder O k e r -g e e l, e'n met een bruin-geelen Ko.p, benevens tainelyk lange zwarte
baire'n p p o r z ie n ; zy verfpreiden zieh wel h aalt aan onderfefteiden planten, en doorboo-
ren aanyangkäyk derzelver-btäderen; maar by toeneemendeu|?äsdbm vreeten zy dezelven
• zdftaai , dat ’er menigmaal niet anders dnn ‘ d e • blijbte fteeien van overiiiyven. Zy ver-
fchynen in zommige jaaren zo v selvuldig, dat ze geen geringe fchade toebrengen aan de
Keukeri-groentens; inzonderheid wanneer het onderhoud van andere Planten en Struik.
gewaüen haar begint te ontbfeeken. Doch ik hebbe ook op de Brandnetels, Tnin • Sala-
de, Hlnnebezlän - ilrm-ken, en verfeheiden andere diergelyke gewaffen, deze foort van
-Rupsjes ontdekt j en waargenomen, dat ze i n ’ t algemeen Liefhebfters van verandering
van fpyze zyn ,- ■ - K i e e m a n s .
F f f 3
T a b .
XLVII.