zelve grooter geworden zynde, genoodzaakt zy , ora eene grooter en ruimer t.ib. IV
wooning te vervaardigen; en zulks gefchiedt tot drie o f vier inaalen ; tot dat
ze eindelyk haare volle grootte bereikt hebbe, wanneer ze ten laatften de bladeren
in de lengte te zamenrolt. Gelyk ze nn van wooning verändert, zo
verändert ze ook verfcheiden maalen van huid, als deze haar te naauw geworden
is ; en wanneer ze haaren volkomen wasdom heeft, beloopt haare lengte
menigtnaal, (inzonderheid die dergenen, waar üit de Wyfjes-Vlinders voort-
komen,) iecs meer dan een daim. Haar ranke ly f wordt, naar voorenennaar
achteren, allengskens dünner, deszelfs ringen zyn door diepe inkervingenon-’
derfcheiden , en de grondverwe is eenigzins vaal-groen. De kleine Kop is-
bleek • geelachtig-bruin, en heeft ter wederzyde een zwart bruin puntje; welke
beide te zamen een paar oogen fchynen, o f verbeelden. De Pooten maa-
ken , ge-lyk by de meefte Rupfen, 8 paar uit, itaan in de gewoonlykeorde,en
zyn geelachtig van koleur; echter hsbben ze by deze foort hier in iets byzon-
ders, dat de ftoxnpe ßuikpooten , en nog meer de beide laatilen of Nafchui-
vers, naar gerade langer en ranker zyn , dan aan andere Rupfen. Midden
over den rüg loopt eene tedere linie, en alle de ringen of leden, den kopuit-
genomen, zyn meteenige, niet zeer digt by elkander flaande 3 graanwe hai-
ren bezet.
§■ 3- :
Benevens het beleid , dat deze Rups ter bereidinge haarer wooninge be»
ileedc, betoont ze ook haare voorzichtigheid, met, door haare gezwinde be-
weeging, de vervolging der vyanden te ontgaan; om derzelver aanval teipoe.
diger te können ontvluchten, laat ze , gelyk andere Rupfen dezer ClaiTe , het
dpor haar fpinzel te. zamen toegerolde JNetelblad aan beide kanten open ; en
ze zakt dan ook, ingeval van nood door middel van een draad , naar den
grond: als het gevaar over is , klimt ze , längs dien zelfden draad , weder tot
haare wooning. o p , om zieh aldaar te geheeren.* Dit verbly? is veelal met
haa-'
* Wanneer wylen de Heer Rofel zieh menigmaal, by de befebryving van de verfcheiden h-in-
delingen d e r ln fe& en , van zodanige uitdrukkingen bedient, weihe- by de .Infeften eene
foort van overleg o f vernufc te kennen fchynen te geeven, gelieve de genegenLeezer niet
te denken, dat hy door diergelyke uitdrukkingen'aan deze Diertjes werkeiyk eenig vernufc,
o f eene met vernuftige begrippen begaafde Z i e l , gelyk de Menfchen bezitten, zpekc
toe te fchryven. Want wylen de .Heer |t|pf kende den voorrang en heerlyken adeldom
de r menfehelyke Ziele al te w e l, dan dat by z ieh , door de verfcheiden fchynbkare be-
kwaamheden der Infeften, zoude Iaaten verleiden * om aan de Ziel der Dieren en die
der Menfchen eenerleie waarde toe te fchryven. Diergelyke uitdrukkingen zyn hierveeleer
in een oneigenlyken zin te verftitan, e n , voor de na.tuur dezer D iertjes, o fvoor het ver*
ftand aan hunne aangebooren neigingen toegedeeld, te neemeu. De Heer Schryvertoch
will zeer w e l , (gelyk hier en daar in zyne Schriften b ly k t , en verder blykeh z a l , ) dat
de wyze Schepper ook aan de Dieren gedacht, entdenzelven zodanige |neigingen inge«
fchapen heeft; uit krachte van welke z y , ter onderhoudinge van hun le v en , zovoorzich*
tig fchynen , en niet anderste werk gaan moeten, dan men ziet dat ze doen. Een Kapel-
iecje, by voor beeid, dat zyne Eieren aan geene andere Plant l e g t , dän aan de zodanige ,
waai