T ao . ix.meer dan een maand tyds vereifcht; derhalve is het waarfchynlykfl, dat deze
Ru ps, gelyk andere foorten van Rupfen, den Winter doorbrengt met itil te
zitten; en'deze in ’t volgende Voorjaar uit den fchuilhoek k om t, om haar
voedzel weder op te zoeken. , “
§. S.
Wanneer deze Rups haare volle lengte bereikt h e eft, maakt dezelve volitò;
men die van twee duimen uit ; en- onder andere Eigenfehappen heeft ze ook
deze met de voorige Rupfen gemeen, dat ze zieh, ftil zittende , volmaakt de
gedaante van een dor takje weet te geeven. Zieh met de vier ftompe pooteti
aan den tak van een boom vailgezet hebbende, houdt ze het overige ly f gantfeh'
onbeweegejyk, en ileekt hetlynrecht uit; waar door ze menigmaal in den eer-
ften opilag voor een takje wordt aangezien; tot welke vertooning haare koleur
t ’g- t. nog wei het meefte toebrengt. De i lte Fig. dezer Tab.tlX. verbeeldt ons dezelve
ki die gedaante ; en in die. vertooning zxvllén wy nu haare byzonders
Kentekens befchouwen. De Kop is van vooren gantfeh vlak en p la t, en ver-
toont een driehoek, in wiens onderfte gedeeke de Bek ftaat. Het L y f fchynt
wel overal even d ik , maar het is haar den kop toe iets dünner en ranker dati
van achteren. De Ringen o f Leden zyn niet wel van eikander té onderfchei-
den, o f te teilen ; aangezien het ly f voi rimpels en vouwen is ; en im deze gedaante
liggen ook de 3 paar fpitze Voorpooten voorwaarts zo na aan ’tzelve
dat ze niet ligt in ’t 00g vallen. Dat de koleur dezer Rupfe veel tot haarl
vermomming toebrengt, is reets gezegd; en ik denke dat een ieder gemakl'yk
zal können zien, hoe de vermenging van ’t graauwe, bruine en Oker-geele ,
welke beter aan dezelve gezieti, dan befchreven kan worden ,, de koleur van
een dor takje zo natuurlyk vertoont, dat men de Rups; 'fchoon ze die gedaante
niet hadde', evenwel ligtlyk voor een rysje zoude aanzien. Boven ovérdeff
kop is een donkere dwarsftreep te befpeuren, en ter wederzyde zyn een paar
golvende-dwarsftreepen naar de lengte , door de drie eerfte ringen , getoo-'
gen. Op alle de hier op volgende ringen wordt men eenige kleine verheven
punten gewaar, welke meeftal paarswyze te zameri ftaan, en deels beider
deeis donker van koleur zyn. De middelfte Ring heeft op ieder zyde , in een'
helderen o f graauwen grond, een donker- bruinen dwarsftreep , dieindelöng;
te uitlöopt ; ook zyn ’er d'iergelyken op. den Nafchuiver, o f laatften Ring , te
zien. Het achterfte paar breede en het volgende paar ftompe Pooten hebben
zo wel als de drie paar fpitzen, eenerleie koleur met her lyf, Het gebrek aaii
Bßikpooten veroorzaakt dat deze Rups, wanneer ze van de eeneplaats naar de
andere kruipen wil, even als de anderen dezer Gaffe, ,zulk een krommen rüg,
Hg. 1. moetmaaken, als zieh in de 2 * ' Fig. vertoont.
§■ 3»
N a dat [deze Rups haaren eetluft verlooren, en zieh van haare ohfeihigheid
Olltfentlaft
hadde, verborg zy zieh in de Doos, waarin ik ze opgevoed had , on- T a b . IX.
der de beknaagde bladeren; en , -een Spinzel om zieh heen gelponnen hehben-
■de, veranderde. zy binnen 8 dagen in eene Pop. In de 3dc Fig. is het Peere- ¿y. 3>
boomebblad, met de daarin -verborgen zittende Pop te zien, en in de 4de Fig. ea 4."
äverfchynt de Pop in haare volkomen gedaante. Haar Achterlyf is fchoon,
blinkend, bruin -rood van koleur; doch het Voor-lyf donkerer en meer zwart-
bruin. Het laatite lid is van achteren met een ftaartpunt voorzien; waarmede
zy in haar Spinzel, door behulp der draaden , geveftigd was; en wanneer ze
aangeraakt wordt, geefc ze haare gevoeligheid , door eene fnelle beweeging.,
terftond te kennen.
§• 4-
Deze Pop bTeef wel 14 dagen onveranderd liggen, en na dien tyd kwam ’er
de Vlinder, in de ¡^-Fig. zittende, en in de ü^Fig.''vliegende afgebeeld , uitiig-. 5.
ter waereld. Dezelve heeft, ten aanzien der koleuren en tekeningen , veelen 6-
overeenkomft met dien van de RingsR^s , in de Tweede Gaffe der Nacht-
VHnders, Tai. Vf. afgebeeld; maar gelyk de tegenwoordige grooter i s , zo is
bok zyne grondverwe wat glansryker eh fchooner, en eigenlyk Ieder- o f ftroo- -
-geeM De 6d* 'Fig. doet ons zien, dat de Oödervleugels iets bleeker zyn, dan
;de Bovenvleugels. Byna in ’t midden der eerftgemelden ziet men een over-
dw.ars getoogen donkeren itreep, en in het gedeeke , van dezen ftreep , dat
-zieh tot aan het lid uitftrekt, -een-teder-ftip, 0f pont. De Bovenvleugels heb-
ben in ’t midden een br-eeden fbeep, o f vlak, die blee-k rood , en aan beide
de einde-n donker bezöomd is ; in ’t midden naar den voorffen rand laat zieh
insgelyks een donker pu-nt of-vlakje zien. Daar benevens zo hebben ook de
Boven- -en Ondervleuge'Is beiden , aän den buitenrand , een donkerer zoom o f
boordzel, dan de grondverwe zehre is. Het harrig Voorlyf is donkerer en
fchooner van koleur dan de Vleugels, inzonderheid näar den köp toe ; doch
het Onderlyf is- eenköleurig met de Vleugelen. Die zelfde koleur hebben ook
de Sprieten , welke min o f meer vezelig of vedervormig zyn. Het eenigzins
-dünne en ftompe Achterlyf doet my gelöoven , dat ik -alleen het Mannetje,
en niet beide de geflachten gehad hebbe. : Byaldien ik de-zen Vlinder niet zelf
mit de Rups voortgeteeld, -en denz.elven niet, voor dat ik de Rups kende,ge-
zien had , zou ik hem onder de tweede Gasfe -der Nacht- V.linders geplaatft
hebben; nademaal hy de Vleugels in t zitten niet zo uitgebreid draagt, als de
meeften dezer derde Clasie; maar dezelven boven ’t onderlyf naauw te zamen-
fluit, gelyk de 5 de Fig. toont; doch dewyl ik in myne verdeeling ook op de
byzonderheden der Rupfen en Poppen gezien hebbe; moeft ik hem , om den
Span-Rapfen gang der Rupfe , -onder deze derde Gasfe brergen* Gevolglyk
* Deze VI Inders, welke hunne Vleugels over het Achterlyf te zamen fluiten , en echter uit
10 pyotige Rupfeo--ontftaan, können gevoegelyk , volgens de-wyzehunner gan-ffche Verandeiiiigg^
vow tusfehen- of midden-Infeiten gehouden worden;, doordien ze in hunrien
Rup