De dünne, met verfcheiden fchubachtige Vlakken en Punten
vertier de S p a n - R u p s benevens haare Verandermg
tot in een V l i n d e r .
§. i .
T ab. XI. r \ a t ’er we^ eene gtoote menigte Rupfen, van deze Clasfe, in onze Land.
U ítreek gevondén worde, maar dat ze bezwaarlyk terveranderingetebren-
g e n z y n , hebbe ik hier voorens meermaais gemeld. Doch voornaamlyk zyn
diegenen, welken den Winter oyerblyven , en nochtans de fchoonfte Vlin-
ders voortbrengen, met .veel moeite, en die dikwyls nog m i s lu k t t e onder-
houden. Dit is ook de rede, dat ik tot hiertoe weinigelpan dezelven hebbe
können opvoeden, en die, welken ik nu voorneeme te befchryven, zynwe-
derom zodanigen, die in den Zomer , waarby ook de Lente en Herfit tereke-
nen z yn , veränderen.
S- 2.
jrtg' D e Span-Rups, welke in de i fte Fig. van Tab. XI. voorkomt-, wordt in de
maand Juny aan de Nagelbloem-plant gevonden, en bedient zieh van derzeh
ver groene bladeren tot haare fpyze. Toen ik ze deelachtig wierd , had ze
alrede haare volkomen grootte bereikt; die, wanneer zy , volgens haare ge-
woonte , ity f uitgeftrekt is , de lengte van ruim een duim beloopt. In deze
ityve gefleltenis blyft z e , menigmaäl’ , gantfebe uuren lang , zonder eenige
beweeging; en als de honger haar ver volgens noodzaakt, om naar voedzel te
zoeken, gefchiedt haare beweeging, van de eene plaats naar de andere , op
gelyke wyze, als ik op Tab. I. Fig. 3. dezer Clasfe aangetoond , en pag. 471.
befchreeven hebbe. Zy hehoort voor ’t overige tot de foort van Rupfen,die
geen merkelyke inkervingen der leden hebben; ook is haar lyfdoorgaandevan
eenerleie dikte, zo dat het byna niet te zien z y , dat ze van vooren iets dünner
is , dan van achteren Haare grondverwe is witachtig of helder - graauw;
dat men voornaamlyk aan ’t voorite en achterfte deel befpeuren kam Door
. deze grondverwe is , in de lengte:, een donkere itreep getoogen, en ter weder-
zyde van dien itreep ziet een fcherpzichtig 00g nog eene bleeke linie. Het
middelite gedeelte des lyfs is met -vyf graauwe , hoekige , gefchubde dwars-
vlakken voorzien; en tusfehen dezen ftaan even zo veele oranje - geelen. De
graauwen eindigen overdwars in een zwarten hoekftreep, en de geelen in een
helder - graauwen. Voorts ziet men, zo wel in de geelen als in eenigen der
graauwen, twee o f drie zwarte punten. De K o p , die insgelyks .eene helder-
graauwe koleur heeft, is rond, en in ’t midden verdeeld; de zes voorftefpitfe
Pooten zyn bruin, en de vier achterfte Rompen, waarmede de Rups zieh vait
zet, helder - graauw.