T ab. X. § 3.
Vermits ik waargenomen hebbe, dat deze Vlindertjes in hun Verblyf paar-
den, zo is ’er geen twyffel aan, dat ons Rupsje 00k uit een Ei zoude voortko-
men. Maar hoe groot is dat Ei, en hoe groot zyn de deeltjes vanhetRupsje,
in dat Ei zittende? Men zou bezwaarlyk in ilaat zyn , om ze door het beste
Vergrootglas duidelyk te onderfcheiden, en echter zyn zy ’er zo wel , als die
vah de grootfte Rupfen, tegenwoordig; anders toch zou ons Rupsje geenzins
groeien, toeneemen en verrichten können , ’t gene wy aan de grootere Rupfen
waarneemen. Zeker ! die zyne gedachten in deze befchouwing eenigzins
bezig wil houden, zal wel dra verbaasd ftaan ; en bekennen moeten , dat 00k
de kleinfte Worm tot een verwonderenswaardige getuigen van de oneindige
Macht des Scheppers kan veritrekken.
Het kleine , bruine , hairige R u p s j e .»/¿i witte Schilden,
op den Appelboom aazende, benevens deszelfs ver-
andering tot in een V l i n d e r t j e .
§. x.
Tab. XI. T LJ 'V ze kleine foort van Rupsjes vindt men in de maanden van Juny en July eerft volwaflen op de Appelboomen; fchoön ze in den voorgaanden Winter
reets uit de Eieren gekomen z yn , en denzelven in de reeten der Boom-
fchorfen doorgebragt hebben, waarin zy zieh door hun Spinzel weeten te verbergen:
dus is het 00k niet vreemd, dat ze zomtyds eerder ge vonden worden.
Dit Rupsje vervelt zö dikwyls als andere föörten, en wanneer het in de ge-
noemde maanden zyne volkomen grootte bereikt heeft, is zyne lengte niet veel
meer dan een derde van een duim, hoewel het daarby tamelyk dik zy-, als uit
Tig. 1. de i lle Ftg. blykt. Het is bruin van koleur, en alle deleden van’t ly f zyn diep
ingekorven, en met hair bezet. Over het midden van den rüg loopteene witte
met zwart geboorde linie tot aan het einde , die 00k de daar op ilaande zes
witte vierkante vlakjes doorfnydt. Deze vlakjes zyn zo gefchikt, dat’eraltoos
twee ringen naail elkänder mede bezet zyn , en ee*n tuflchen heiden ledig bly-
v e ; doch op den nafchuiver is 00k nog zodanig een vlakje te zien. Daaren-
boven zyn de ringen mede met kleine geel -bruine knopjes bezet, waaropette-
lyke hairtjes ilaan, De Kop is klein en zwart; de zes voorpooten zyn insge-
lyks zwart van koleur, -maar de buikpooten', waar van ’er hier maar driepaar
gevonden worden, benevens de nafchuivers, hebben eene geel • bruine koleur.