tfraan by de Nafchuivers geplaatft zyn*. Vermits nu deze Span-Rupfen, Tao.
naar geraade haarer dikte, ongelyk veel länger zyn dan andere foorten, blyft
’er bygevolg, tuffchen haare voorile en aehterlle Pooten, eene groote ruimte,
die geen fteunzel heeft. Wyders hebben deze tegenwoordige Rupfen niet
nieer dan drie ördenlyk ingekorven leden, waar aan de drie paar Voorpooten
zitteri j het overige deel van ’t lyf is glad, of ten minite de ringen zyn ui-
terlyk niet wel Ce onderfcheiden.
§ 3-
Byaldien zödanig eene Rups nti kruipen wil, moet ze een gedeelte des lyfs
van deszelfsplaat-sybrengen, terwyl het andere gedeelte vaft blyft; want men
kan zieh geen gang o f kruipirig op eenige andere wyze ivdr-beelden. Maar de-
wyl het langile en g-rctoofie gedeelte wan ’t ly f, noch poöten heeft, nochdoor
de inkervingen te zamen getrokken, en weder uitgefchooven kan worden, zo
blyft ’er, mvns bedunkens, maär eene wyze overig, volgens welke de Rups
in ilaat is om voort .te' kruipen, Dit gefchiedt dan in "dezer voege: zy zet
zieh met de Voorpooten op iets vafl:, en trekt het achterile deel des lyfs •
tat kort aan het voorfte; waar uit- noodzaaklyk volgt, dat het middelfte gedeelte
eene rönde bocht moet maake'n: en aange-zien de Rups in ’t kruipen op
haare pooten moet blyven, kan die bocht noch nederwaarts, noch zydwaarts,
maar alleen recht op in de höögte gevormd worden; en wel op zodanig eene
fnanier als de 3 ie Fig. vertoont. Daar pp zet zieh de Rups met de Achter- Fig 3
pööte'n elders vaft, en verlieft het voorlyf om hoog; het zelve te gelyk uit--
ftrekkende (;zie de z de Big'ß zet zy haare Voorpooten weder op eene nieuwe 1
plaäts, en maakt'bygevolg zeer wyde'fchreeden. Vermits nu de gang dezer
kapie orntrent van die natüür is, als wanneer men eene tufTchenruimte in de
tagte met de händ, door-fpannen, wil meeten, zo hebben eenige haar, uit
dien hoöfde, den naam van Span- Rupßti, of Span - Metier/, gegeeven; ort-
der welken naam deze foort by de meefte Befohr.yvers der lnfecien bekend is.
§- 4-
Deze voornoemde Eigenfehappen hebben alle de iborten van Span-Rupfen
gemeen, en ik hebbe het zefce , ter öorzaake van 'haare benoeming, vooraf
moeten melden. Nu Zal ik onze tegdnwoordige RüpVin ’t byzonder verhan-
delen, en'vervolgens het overige,'waar,-in'deze gaatfehe Claife deel he e ft,
ter behoorlyker plaätfe aantopnen. Deze Rups houdt zieh meellal äan de
Kerfle- Peere- Appel- en Pruime'boomen op , en bedient -zieh van derizelver
gfoene bladeren tot .fpyze. I n ’t Voorjaar en' den Zomer leggen de Vünders
1 'de-
* By zqdanjge Sp^n-.Rupfen , die, gelyk deren, wgar van hier gefproken wordt, maar ddn
paarziAuftompe,Buikpooten hebben , bevindc — H l döörgaäns gelieel achteraan
onder den 5 den Ring van’t ly f, *kten,' , ' ' ■ r..- Kt*EMAN»-'