Tue. lyke ftippen, die wat grooter zyn dan de andere. De Spiegelpuraen zyn van
XXIX. dezen daar in.onderfcheiden , dat ze wit zyn*. De fpitze Voorpooten zyn
geelachtig’- bruin , maar de ftompen gezamenlyk groen, even als het lyf. By-
aldien men deze Rups niet voor haare laatfte vervelling zoeke en van de ge-
waffen afneeme, (want tot hier toe blyven ze aan de buitenfte bladeren), is’
het naderhand te laat; dew.yl men alsdan, qm ze te krygen, de Kool - koppen
zoü moeten bederven; o f men krygt ze niet weder te zien, yoor dat demees-
te fchade reets gefchied, en ’er niet veel meer te redden is. Als nu eindelyk
deze Rupfen haare uiterfte grootte, die omtrent ib duim beloopt,bereikt heb-'
Fig. 2. ben, gelyken zyaan die, welke in de 2 de Fig. afgebeeld is. De koleur van
haare huid is dan graauwachtig ■ bruin. Ze zyn byna overal vän geiyke dikte,
en de leden van ’t lyf zyn zeer ondiep ingekorven o f gefcheiden. De Kop is
als voorens van koleur, uitgenomen, dat men een paar zwarte ilreepjes op de
voorvlakte zie. De geele zyde-zoomen of boordzels zyn hier iets breeder ,
dan aan de voorige huid; en over den rüg loopt een donkere, breede, doch
in de verdiepingen der leden van een gefcheiden, ilreep. In de plaats van de
zwarte punten, in de i fte Fig. aangemerkt,,‘ ziet men hier meerendeeis röode,
en daar nevens, o f liever daar onder, een paar fchuins liggende, donkere ,
körte ftreepjes. De Spiegelpunten zyn ’er nog, als voorheen, te zien, en de
Pooten hebben gezamenlyk eene bruine koleur f.
§• 5-
. Jets op en nedergeboogen linie van hei der-,geele ftippen gewaar; die echter insge'lyks; in
*t afzetten niet wel uitgedrukt können worden, K l e e m a k s , ,,
* Doch deze zy n , geiyk ,by de wdwaffen , met tedere zwarte ringetjea omgeeven,
1 K I. EE3! AKX.
f Wanneer deze foort van Rupfen nog klein is , bedient zy. /.ich niet van alle haare Poote
n , als ze gaan w i l , maar alleen van de 6 yoor- en .3 paar Achter-pgotpp J taatende
de overige 2 paar Buikpöoten iwiiten gebtui-lt,, fcBöoji ze 'er mede voprzien zy. De.wy.1
ze nu in ’t gaan niet alle de Pooten te hulpn.eem.en , 'zo volbteig en ze haaren gan,g
met een hoog geboogeh rüg, dien ze op de wyze.der zogenaamde Spati- Rupfen , ( waar
van in de volgende derde Clafle gefproken zal w o rd en ) , nu opkrommen, dan uitftrek-
ken; en op deze wyze .können ze zo wel van de eene plaats tot de andere ko,men, als
o f ze alle haare Pooten gebruiltten. Dit is eene Eigenfchap^die zeer veele „ dbfe.h inzon-
der'heid de gladde Rupfen van deze tweede CI affe der Nacht-Vlinders, als ze aog.jäSg
zyn , bezitten. Hy, derhalve, die ze vin dt, Ä s ze nog klein, zyn , en n ie t , aaauwjteurlg,
let op het g’etai 'der Po o ten , hin zieh iigt vergiften , -en z e , ein deze reden , voor jonge
Span-Rupfen aanzien. Doch als deze Rupfen grooter, en haare fot„ nog ongtbruikte
Pooten fterker geworden zyn , laaten zy dien fpänachtige'n gang ällengskens achterwege,
• en kruipen, tnet behulp van alle-haare P o o ten , 'regelmaatlg Van de eene plaats naar de
andere. Vo or % -overige komen z e , in haare jeugd en g ro en e k o leu r , tnet eenige andere
foorten van-Rupfen, .waar van ik in myne Bypoegzels gew.ag.maaken zal., tamelyk wel over-
e e n , en zyn ’er naauwlyks van te.onderfcheiden. Ook hebbe ik befpeurd, dat niet alle
Rupfen van deze föort haare groene koleur in eene bruine veränderen; maar dat eenigen
derzelven, to t aan haare varandering in eene Pop, groen blyven; geiyk dan ook de brui-'
ne koleur aan alle niet eveneens, maar altoo.s de eene iets beldener dan de andere- is , et)
’er bruiner o f graaiiwer uitzietj dan de Heer Rdßl ze hier befchr-eeven heeft.: Mogelyk Za!
§ . ’ 5 * Tanü
. XXIX.
Vermits ik hier boven gezegd hebbe, dat het tegenwoordig Rupfen • geflacht
onder de aarde verändert, zal ik ’er nu -niets anders byvoegen, dan dat dezel-
ve zieh , geiyk, andere te vooren befchreeven , daar toe bereidt. Doch zy
maakt geen het minile Spinzel*, en blyft in haare holligheld op de bloote aarde
liggen, tot dat z e , na verloop van 12 o f 14 dagen,in eene Pop verändert,
wier-af beelding wy in de 3 de Fig. v o o t ons zien. Ten opzichte van haare Fig. 3.
gedaante heeft ze niets buitengemeens; ook is haare bruine koleur geiyk aan
die van veele anderen. Schoon ze nu ook, ten behoeve der omwendinge, van
achteren met een ftaartpunt voorzien z y f , maakt ze nochtans, by de aanraa-
king , geen fterke beweeging.
§. <5.
De Vlinder, die, geiyk reets gemeld is, eerft in de maand Juny des vol-
genden jaars.te voorfchyhkkomt, is in de 4 de en 5 de Fig.- onzer Tab. afge- | g | g
'beeid J.. Het Mannetjes en Wyfjes geflacht dezer foorte is nergens anders ,
dan in de dikte van ’t Aehterlyf, te onderfcheiden, weshalve ik de 4 de Fig.
die, ik alleen ten dien einde ontworpen hebbe, op dat men de gellalte des Vlin-
'dersin ’tzitten , als ook deszelfs Pooten zoude können zien, met itilzwygen
voorbygaan, en alleen van de 5 & Fig. het noodige melden zal. De grond-
verwe van ’t Voorlyf, der Pooten en Bovenvleugelen, is geel-bruin. In de
laatftgenoemden ziet men veele graauwe, zwarte, witte en geele linien, vlak-
ken en ftreepen, welke zodanig onder elkander vermengd z y n , en zo zonder-
ling in elkander verfmelten, dat ’er onmogelyk eene duidelykebefchryvingvan
te maaken zy. De Bovenvleugels fchynen van verre een zeer fchoon gepolyft
Marmer, waar van de glans in ’t afzetten niet uit te drukken of na te bootzen
i S Midden in den Vleugö'l ftaat eene witte en zwart geboorde vlak, die by
den eerflen opilag van alle anderen te onderfcheiden is , en genoegzaam het
Juweel der cieraaden veltoont. Het Voorlyf is digt met hairen begroeid. De
Sprie-
’ er zieh neg v/e.l -eecc gelegeubci'i.1 opdoen, dat ik in uiyue Byvoegzeis tot deze Natuurly-
. ke Hiftorie der Infeäeu bteedvoeriger väu deze fooit van Rupfen zal moeten handelen.
K l i e e m a n n .
* Ik hebbe echterwaargenomen, dat deze Rupfen onder de aarde,rondsom zieh heen , de aard-
deel|«ss, .daor middel van een Spinzel, zodanig te zamen kleeven , dat ’er een balietfe
van- wurde; doch, her zeive is evehwrei z o bros., dat h e t, door ”t uitneemen der Poppe
uit de aarde, iigt vergruize; en dit zal waarfchynlyk den Heer Röfd gebemd zyn , om
dät hy zulks met gemerkt beeft. ' X l e e m a w n .
'T Dit Staartpubt loopt in 2 fty v e , aan ’ t einde -iets gekromde, fpitzen uit.
ICL.EEMAWN.
| Deze Vlinder laatook b yzynekomit u it de aarde een druppel bruin Sap vailen, geiyk de
' uveefte Nachtvogels -deen-, K l e e m a h n .
V V - 2