T ab,
V i l i ..
Fig. l .
Hg. ä.
fig. 3-
■ De geele gezellige M o t - R u p s ., benevens haare Verandering
, tot in een V l i n d e h .
§• i .
/"'Ymtrent deze, op TaK VIII. afgebeelde Mot-Rupien is byna het zelfde in
V-/ aanmerking te neemen, ’t geen van de voorigen gezegd is. Van de te-
genwoordigen zien wy ’er zes in de i fte Fig. op een gedeelte van haar Spinzel;
en we zullen hier alleenlyk aantoonen , waar door zy van de bovengemelden
te onderfcheiden zyn.
§. 2.
Deze Mot-Rups wordt insgelyks, en ter zelver tyd, ’s jaarlyks in de Heg-
gen gevonden; doch met dit onderfcheid, dat ze , volwaffen zynde , niet al-
leen grooter, maar ook anders van koleur zy ; nadeniaal men ze gevoegelyk
oker-geel kan noemen; fchoon ze in ’t begin , wanneer ze nog jong is , niet
zo helder z y , dan wanneer ze de laatfte huid ontvangen heeft. De Kop en
Hals zyn, als by de voorigen, gefteld; behalve dat ’e r , by de groote zwarte
punten der voorige op ieder ring , hier ook , naar den buik toe, nog eenige
kleiner gezien worden; waar tegen haar demidden-linieoverdenrugontbreekt.
§• 3-
Wanneer deze Rupfen ter veranderinge zullen overgaan, begeeven zy zieh
©ok aan den onderkant van hun grof en dik Weefzel, en verbergen zieh , elk
byzonder, in zodanig een fpilvormig Spinzel, gelyk de bovengemelden. Zo
gezellig als ze te vooren altoos geleefd hebben, zo beilendig blyven ze ook nü
by elkander; en men vindt derhalve zomwylen wel honderd diergelyke Spin-
zels digt byeen hangen , gelyk de 2de Fig. uitwyil. Dit nu alleen zou , myns
erachtens, reets genoeg z yn , om het onderfcheid tuffchen deze beide foorten
aan te toonen, al waren zy van eenerleie koleur : maar wy vinden nog een
grooter verfchll aan de Poppen. Want na dat ieder dezer Rupfen , in haare
nederwaarts hangende behuizing, binnen twee dagen, in eene Pop veranderd
is , en deze eenigen tyd daarna haare koleur ontvangen heeft , zien we , dat
dezelve meer bruin dan geelis, gelyk onsinde 3 dc iig . vertoond wordt, fchoon
ze anders eenerleie gedaante hebben.
§• 4-'
De Mot - V linders, die uit deze Poppen, waarvan ik ’er dikwyls veelen by
elkander gehad hebbe, voortkomen, zyn aan de voorigen in alles gelyk; behalve
ve dat de zwarte puntjes, in de Bovenvleugelen, hier in grooter menigte zyn; T ab.
als in de 4 de en 5 de Fig. kan gezien worden. Ook worden we in de 4 dc Fi g , Viir.
welke onzen Vlinder vliegend vertoont, de graauw - bruine Ondervleugelen FiS- 4*
gewaar, die, als reets gezegd is , aan den voorigen Vlinderevenzozyn. V o o r en 5'
’t overige is ’er, zo omtrent het zitten, als het draagen der Vleugelen , geen
onderfcheid tuffchen die beiden te belpeuren.
D e zwarte met witte Punten heftippelde B l a d w i k k e l e r
op de Wilgeboomen , benevens haare Verandering tot in
een V l i n d e r .
§. 1.
Gp de IIdc Tab. dezer Gaffe hebben we reets een zwarten Bladwikkeler ge- T ab. IX .
zien, die ook met witte Punten beilippeld w as , en bygevolg met deze
van Tab. IX. veel overeenkomst heeft. Dewyl ze ook byna van eenerleie
grootte zyn , zo had zulks my haait bewoogen, om ze beiden voor eenerleie
foort te houden: maar de Verandering overtuigde my van het tegendeel. lk
vond deze Rups in de maand Juny op een Wilgeboom , alwaar zy zieh tuffchen
twee bladeren , waar van zy ook haar Voedzel genoot , had ingefponnen.
Alhoewel nu de Bladwikkeler, dien ik op de Kerffenboomen gevonden had, de-
zen zo gelyk was, belette zulks my echter niet hem ook af te inaalen : want
het onderfcheid van voedzel deed my denken, dat het wel der moeite waardig
zoude weezen, om deszelfs Verandering af te wachten; weshalve ik ook eenigen
derzelven zo lang met de Wilgebladeren trachtte te onderhouden.
§. 2.
De 1 fte_ Fig. onzer Tab. IX. vertoont ons eene dezer volwaffen Rupien, die Fig. u
ruim | duim lang is; zy heeft een zwart rank ly f, wiensringen, doordediepe
inkervingen, zeer duidelyk in ’t 00g vallen, en heen en weder met witte Punten
bezet zyn. Daarenboven is ze o o k , evenals andereRupfen, met 16P00-
ten voorzien , die in hunne gewoone orde ilaan. De Eigenfchap, volgens
welke de meeile Bladwikkelers , als ze eenige vervolging befpeuren , zo wel
achterwaarts als voorwaarts uit haare wooning vluchten , met een draad ne-
derzakken, en längs denzelven naderhand weder opklimmen, heeftonzeRups
insgelyks met anderen gemeen. Ook blyft z e , op eene dergelyke wyze , ten
tyde van haare Verandering, tuffchen de bladeren, welken zy tot haarverblyf
verkooren heeft, liggen, en verändert aldaar in eene Pop.
O
lße Deci, 2de Stuk, Y y y