T a b , XII. dezen was eene iets donkerer, doch bleeke gevlamde, dwarslinie door de Bo*
ven vleugelen getoogen. De twee Sprieten, aaft den eenigzins kleinen kop uit»
fteekende, waren hairvormig; en het nog tamelyk*dikke Achterlyf, dat in ’t
algemeen aan de Vlinders dezer ClaiTe dünner is , dan aan de andere Nacht-
Vlinders, van de voorige ClaiTen, kan ve'rder in allen gevalle tot een bewys
dienen, dat deze een Wyfje zy.
Het kleine, ranke en gefchübde S p a n - R u p s j e , benevens
deszejjs Veranäering tot in een V i i n d e r .
.§* r.
xm T 'X it kleine.Span-Rupsje.hebbe ik ook in de maand Jimy gekreegcn ; het
L J onthoudt zieh aan de Syringa flore albo Tournefartii , of de Syringa niet
witte bloemen van Tournefort, die ook wel wilde Jasmyn genoemd wordt.en
de bladeren daarvan dienen hetzelve tot eene aangenaame fpyze. lkhadmaar
twee diergelyke Rupsjes, doch geen van beiden wilden grooter worden, na
dat ze de lengte van omtrent | duim bereikt hadden : op dat ze my echter,
door de Verandering, niet verraflen mogten, maälde ik ze af ; doch na dat
ik ze reeds in ’t koper gebragt had , vernam ik , dat ze nochtans menigmaal
veel grooter wierden; wanneer de Pop en de Viinder waarfchynlyk ook grooter
zullen z yn ; maar dewyl ik ze zelf nooit grooter gezien hebbe , vertoone
ik dezen; en ben ook zeer wel. in myn fchik, dat ik deze kleinen nog ter
Veranderinge geb'ragt hebbe.*
'S- 2*.
Tit. i. Laat ons dezelven nu, volgens de i fte en 2 Je Fig. van Tab. X I I I . eens wat
en 2. naauwkeuriger befchouwen. . Haar byzondere Kop doet ons ten eerilenopmer-
ken, dat de R u ps, op de voorige Tab. X I I . afgebeeld, de eenigfte niet is, die
‘een in twee fpitzen verdeelden Kop en Hals heeft; want de tegenwoordige is
niet even zulke, ja nog fcherper ipitzen, zo wel aan den kop., als aan den hals ,
voorzien, gelyk de l^^Fig. het duidelykile aantoont. Deze .ipitzen zyn , he-
nevens de kop, donker ■ bruin; doch het zeer dünne en ranke l y f , dat door-
eaande even dik is , heeft eene fchoone- geel - bruine grondverwey waar m drie
o f vier fpits toeloopende zwarte fchubben - ftreepen te zien zyn ; naaft dezelven
loopt een heldere ftreep; en ze maaken dus te zamen fpitze winkel-hoe-
* Deze foort van Rupfen -hebbe ik ook grooter, en wel,ln *t b e g ip y jn J u n y , aan
en Böekeboomen.igevoriden. Zy vefanderden op de eigenfte rvyze, als hier Beicnreevea
i s , en daar kwam ook een ongelyk grooter Viinder te vporfcbyn, K l e em a n p . .
ken uit, welker punten, in ’t midden van den rü g , voorwaarts, uitgeilrekt T a b .
zyn. Naar dem hals toe ziet men eene grootezwart- bruine vlak fchuins ronds- XIII;
öm het lyf; en van hier af loopt ’er-, midden door het overige deel van den
rü g, een bruine itreep, die tot aan den kop re ikt; nevens welke« zieh , ter
wederzyde, nog eene andere donkere linie vertoont; welk alles in de 2 de Fig.
bell; te zien is. In ’t zitten had deze Rups eene veel ftyver houding, dan de
voorgaande; ze itrekte zieh recht uit (zie de 1 fte Fig.) , en bleef gantfehe uu-
ren langln die geilalte , zonder eenige beweeging , zitteri. ln dezer voege
hield ze zieh met de twee paar Achterpooten vaft, die haar als tot krammen
dienden; terwyl ze de fpitze Voorpooten zodanig introk, dat men ’er niet het
minite van te zien kreege. Naar maate nu dat het lichaam ;*|waarop zy zieh
vailzette, rond o f vlak was, kon ze ook de Achterpooten uitbreiden, o f lan*
ger maaken. De fpitze Klaauwen, o f Voorpooten, worden in de %deFig. dui-
delyk gezien: want wanneer ze zieh van de eene plaats naar de andere begee*
ven w il, moet ze dezelven, daar ze eeril ingetrokken waren , weder uitllrek*
,ken; en de beweeging, die ze tot haaren gekromden gangnoodig heeft, maakt
ook, dat men haaren in fpitzen verdeelden Kop dan des te beter te zien krygg».^
Haar gang is langkzaam, en, voor dat ze eenefchreede volbrengt, ilingewrzy
een geruimen tyd met het voorlyf heen en weder,
§ 3*
De tyd der Veranderinge gebooren zynde, zoekt zeeen veiligverblyf,enom
.dat te krygen wikkelt z e , door middel van ettelyke draaden, eenige bladeren
te zamen; deze fchikking gemaakt hebbende, neemt ze tulfchen dezelven wel
haafl de gedaante der Poppe aan, welke in de 3 de Fig. afgebeeld wordt. De- Fig. 3.
ze Pop is , gelyk de Rups, tamelykrank, geel - bruin van koleur, doch zonder
ilaartpunt*; en kan met vollen recht onder de beweegelyke Poppen gerekend
worden.
J - 4 -
Na drie weeken kwam uit deze Pop een ongemeen fchoon groen Vlindertje ter
Waereld. Deszelfs groene grondverwe is vry wat frifcher,dandievandenvoo-
rigen Viinder. De beide Ondervleugels zyn meer hoekig dan rond; doch alle
vier hebben ze een alom even breeden witten zoom', die in ’t midden met een
regel donkere punten vercierd is ; en zo zyn ’er ook twee witte d wars - linien door
’t midden der Vleugelen getoogen , die evenredig met elkander loopen. Het
Voorlyf heeft dezelfde groene koleur der Vleugelen; doch de ledenvan’t Ach-
terlyf, de zes Pooten en de Sprieten zyn meer bruinachtig.
§• 5-
* In ilede van een (laartpunt ziet men op het achterile üd dezer Poppe veeje kleine buigzaa-
me hoogzeis, o f verhevenheden. K l e e m a n n .
iß t Desl. 2i t Stuk. T t t