op te hoaden , zo zal ik maar kor-tlyk berichten, 'wat ik daaromtrentcpas-
merkt hebbe.
§■ 3-
Wanneer men in Jtily, o f ook wel in Juny, naar maate het vroeger o f fpa-
der Zomert, de Appel - en Peereboomen befchouwt, zal men dikwyls kleine
Vlindertjes, die uit onzen Worm voortkomen, zo wel enkelvoudig als ge-
paard, aan de jonge Vruchten zien zitten. Dit nu is ook de eigenfte tyd,
waarin het bevruchte Wyfje zieh van. zyne Eieren zoekt te ontlallen; en dan
weet het dezelven onder aan den iteel, o f boven aan den bloeflem - knop, en*
kelvoudig vaft te hechten. De in dit Eitje verborgen zittende kleine Rups
kruipt, binnen acht dagen, uit het Ei, ter plaatze daar het aan de Vrucht vaft
z it; waar door de bniten dien zeer kleine opening zo veel te minder in ’t oog
v a l t a l s blyvende dezelve door de ledige Eierfcbaale nog bedekt. Vermits nn
de binnenile pitten der Vrugt de fpyze z yn , daar de Rups inzonderbeid een
grooten, en wel den grootften lu£l toe heeft; zo tracht zy ook, zonder zieh
ergens anders by op te houden, den naaften weg derwaarts te vinden; en blyft
’e r , zo lang zy daar voorraad van voedzel he eft, in verborgen, En dit is de
wyze, op welk een Worm in de Vrucht komen kan, zonder dat zulks uiter-
lyk in ’t oog valle. Nu gebeurt het wel eens, dat de nog groene Vrucht met
haaren Gail afvalle; waarna de Worm, de binnenile pitjes verteerd hebben-
de, die vrucht verlaat; en zieh weder op den boom begeeft, om eene andere
frifche vrucht uit te zoeken. Doch indjen de vrucht blyft hangen, ende Worm
dezelve uit gebrek van voedzel moet verlaaten, zo laat hy zieh, door behulp
yan een federen draad, nederzakken op een ander tak je,o f kruipt, zonder zieh
van een draad te bedienen, verder op , tot dat hy eene nieuwe vrucht, die
hem aanilaat, vinde. De Heer Frifcb, die opzen Worm in zyn V iIde.Deel,
pag. 1 6 , 17. Tab. X. insgelyks befchryft, zegt aldaar; dat dezelve alleen in be-
dorven o f ongezond Ooft voortkomt; maar ik ben met hem daaromtrent niet
van edrn gevoelen. Ik hebbe in tegendeel waargenomen , dat hy altoos de
gezondile vruchten uitzoekt, en de ondeugenden verlaat; ook zalhyingeene
vrucht kruipen, daar reets een ander in geweeft is , o f zieh nog bevindt. Doch
het is ganrfch anders geiteld met zodanige Jnfecten , welken , zo wel tot hun
eigen onderhoud, als dat hunner Jongen, deverrotting zoeken. JaonzeMot-
Rups komt zelf in het rype Ooft; het welk de gaatjes , die menigmaal in tydi-
ge Äppelen en Peeren gevonden worden; die haar tot een in - en uitgangee-
diend hebben; genoegzaam bewyzen, als ze nog vol van haaren drek zitten,
en ons den nog daarin zynden Worm te kennen geeven. Indien meneengaat-
je in deze of gene vrucht vindt, dat nog door den drek des Worms vervuld
is , zonder dat men eenig ander gaatje aan dezelve ontdekke, zo kan men vait-
üellen, dat ’er een reets volwaflen Worm in geboord is , en ’er nog zynewoo-
ning in heeft: doch byaldien dat gaatje weder open zy , ver-ftrekt het ons tot
een leken, dat hy reets uit dit zyn verblyf getrokken is. Dus ook, byaldien
men
ttien een Worm in de vrucht v in d t, zonder -dat men zulks van buiten befpeu- T ab.
*en könne, is ’t een bewys dat de Worm al uit het E i daar in gekroo XiU.
pen zy. §. 4-
De i fte Fig.. vertoont ons de helft van een doorgeineeden Robyn-Appel,
waarin eene nog onvolwaffen- Rups is ; die niet alleen de pitten uitgehoold en >s' r*
verteerd, maar ook den Appel met haare, uit louter bruine en roode deeltjes
beilaande , vuiligheid vervuld heeft; en zieh nu wederom van haaren ingang
tot een uitgang bedient. Dbze Mot-Rups verändert, gedüurende haaren was-
dom, die zeer langkzaam voortgaat, zo dikwyls van huid, als andere Rupfen;
en bereikt eindelyk eene groote, welke op zyn hoogftl duim uitmaakt. in de
2deEig. zien wy dezelve in haare volle grootte. Zy heeft een blinkenden rood-
'bruinen Kop , die in .’t midden , naar de lengte, eenigzins verdeeld is. De >S' ‘
Mals, of het eerite lid , is van boven met een verdeeld Schildje voorzien; dat by
zommigen in ’t bruine, doch by anderen meer in ’t graauwe valt. Het overi-
ge deel van ’t zelve heeft, gelyk alle de andere Jeden, eene bleeke, geelacli-
tig - bruine grondverwe. Voorts is ’er met opzicht tot de overige leden ofrin,.
gen niet anders aan te merken , dan dat ieder lid op de zyden drie o f vier
zwart-graauwe puntjes heeft , welke paarswyze, doch verfchooven , by elkander
flaan. De 6 Ipitze Voor- en de 8 itompe Buikpooten hebben, bene*
vens de Nafchuivers-, dezdfde koleür, als de grondverwe van ’t lyf. Wan.-
neer men deze Rups veriloort, o f anders aanraakt, ipuwt ze een bruinfapuit
haaren bek, om daar door haare vervolgers a£ te weeren.
§- 5-
De tyd, waarin het Ooft, dat onze Rups zo aangenaam is, ryp wordt, is-
©ok die, waarin zy gemeenlyk ter veranderinge overgaat. Dienvolgende verlaat
zy hetzelve; ze begeeft zieh dan aan den ilam des booms, waarvanzy tot
hier toe de vrucht genooten heeft; of aan dien van een anderen, welke in de
Babyheid ilaa t; en zoekt zieh onder aan, daar hy een dikke, ruwe en gefplee-
ten fchorfe heeft, in dezelve, zo veel als mogelyk is , te verbergen. Ten
dien einde gaat ze aan ’t werk, om de plaats, tot haar verblyf uitgekoozen,
door hetafknaagen der fchorfe , uit te hoolen en aldaar ruimte te maaken. T er
zelver tyd omfpint ze zieh met een wit-en taai weefzel , daar ze de afgeknaag-
de ftukjes van de fchors ondermengt; en verbergt zieh hier doordermaate, dat
ze voor de Menlchen bezwaarlyk te vinden z y ;. doch de Spechten en andere.1
Vogels, weeten haar verblyf des te beter te ontdekken. In dit haar welbezorg-
de winterkwartier blyft z e ,. tot in de maand Juny, des volgenden jaars, on-
veranderd liggen. Na dien tyd verändert zy eerft in zodanig eene Pop, gelyk
we in de 3'^ Fig. zien. Haare koleur is geel-bruin; maar dezelve wordt al-
iengskens donkerer, naar maate dat de gebooxte des Vlinders nadert. Van Wj«.3»
ach