als mede datze deels beweegelyk en deels gantfch fty f zyn. Zommige bezit-
ten ook die Eigenfchap, gelyk verfcheiden anderen, dat ze den Winter over
blyven liggen; doch uit die genen, welken in körten tyd van gedaante ver-
wiflelen, komt de Vlinder zelden voor de drie weeken te voorfcbyn; daar in
tegendeel alle de Dag-Vlinders niet langer dan 14 dagen in ’t Poppenvlies
beflooten blyven.
$• 5*
Als we nu eindelyk de Vlinders, die uit deze Span-Rupfen voortkomen,
eens befchouwen; zullen we bevinden, dat z e , om verfcheiden reden, on-
der de Nacht-Vogels gerekend moeten worden. Eerftelyk, ze draagen hun-
ne Vleugelen no o it, gelyk de Dag-Vlinders, opgeklapt o f te zamen ge-
voegd; ten anderen, hun Zuiger is veel korter, dan die der Dag-Vlinders;
©n ten derden , ze vliegen by Nacht, o f des Ävonds en des Morgens by ’t
fchemerlicht, maar nooit, o f ten minfte zeer zelden, by Dag en in warm
weer, als wanne erzein hoeken en fchaduwachtige plaatzen ftille zitten en rüsten.
Wanneer men nu dit alles te zamen neemt, zal, myns oordeels , een
iegelyk met my moeten toeftemmen, dat deze Vlinders volftrekt onder de
Nacht-Vogels te rekenen zyn; en ik kan my geene andere oorzaak, waarom
zommigen dezelven onder de Dag-Vogels willen plaatzen, verbeelden, dan
d eze; dat mogelyk de een o f de ander een dezer Vlinders overdag gevangen
hebbe; doch dit gebeurt, gelyk gezegd is, zeer zelden, en niet anders,dan
wanneer ze in de plaatze hunner ruite geftoord, o f uit dezelve verdreeven
worden; o fo o kw e l, wanneer ze uit groote drift tot paaring eene ega op-
zoeken. Voorts hebben onze Vlinders dit met anderen gemeen, dat hunne
Sprieten aan de meeilen hairvormig, aan eenigen echter, hoewel alleen aan
de Mannetjes, vezelachtig zyn*. In ’t paaren zyn ze ook van anderen niet
onderfcheiden; dan alleen hier in , dat ze zo lang niet aan elkander vaft
bly-
^tige Na ch t-V lin de r -R u pfen , en in *t byzonder die der tweede, ClaiTe,* dan rde Poppen, die uit de
lan gfte, gladde en ranke io pootige Span-Rupfen dezer ClaiTe ontftaan. Want deze Poppen der
langklyvige Span-Rupfen zyn gemeenlyk ranker, mitsgaders naar achteren toe fpitzer, ook dikwyls
helderer, en ’t voorfte gedeelte is veelal minder nederwaarts geboögen, dan by andere Poppen der
Nacht-Vlinder -Rupfen. Voor ’t overige zyn de meefte Poppen der 14 , 12, en 10 pootige Span-
Rup fen , van achteren, aan ’t laatfte lid , o f met een ftyf ftaartpunt, o f met eenige andere tedere
'haakjes bezet, die haar ter onderfteuninge o f vafthoudinge en orowentelinge dienen.
K l e e m a n n .
* .Men vindt nochtans onder deze Vlinders ook menigmaal Wyfjes, die vezelachtige Sprieten hebben#
K l e e m a n n .
blyven, als de andere Nacht-Vlinders, en als de Dag - Vlinders der tweede
ClaiTe*.
§ • 6 .
Nuftaatons nog te melden, welke hoedanigheden den Nacht - Vlinderen dezer
ClaiTe eigen z yn , waaj.door men in ftaat gefteld zal worden, om by de
eerite ontdekking van zodanig een Vlinder te können oordeelen, o f hy uit
eene Span-Rups voortgekomen z y , dan niet. Hieromtrent bevinden w e ,
datze alle, ten miniten zo veelen ’er my tot hier toe bekend zyn geworden,
behalve eenen, die op Tab. V.-afgebeeld is, in ’t zitten hunne Vleugelen
nooit zo digt aan ’t.ly f geilooten houden, als de overige Nacht-Vlinders
; maar dezelven gantfch vlak uitgebreid draagen ,* en ze aan de plaats ,
waar op Ze zitten, het zy een Wand, een Boom, op de Aarde enz. zo vaft
hechten, als o f ze ’er in ’t uitbreiden aan gelymd waren f . Hun ly f is wy-
äers nooit zo dik, als het ly f der overige Nacht-Vlinders, maar altoos veel
ranker; en dit is ook de oorzaak, dat ze den Kop meer vooruit geftrekt,^ en
niet z o ingetrokken of.laag draagen, als anderen: bovendien is de Zuiger
by alle deze Vlinders ook iets langer, dan by veele andere Nacht - Vlinders
$. 7-
* Dit is niet van allen te beweeren; want ik hebbe eenige Span-Rupfen-Vlinders leeren kennen, die
by de paaring zo lang bezig zyn , als andere Nacht-Vlinders. - K l e e m a n n .
+ Deze uitbreiding der Vleugelen is eigenlyk maar eene Hoofd-Eigenfchap van zodanige Vlinders ,
die uit eene volkomen 10 pootige Span-Rups ontftaan; want de Vlinders, die uit 12 o f 14 pootige
Span-Rupfen voortkomen, draagen in ’t ftille zitten zelden hunne Vleugelen zo uitgebreid} maar
houd.en dezelven, hoewel de een meer dan de andere, volgens de gewoonte van de Na ch t-V lin ders
der tweede ClaiTe, fcheef o f dakvormig längs het Achterlyf. J a ze lf onder de Vlinders der 10
pootige Span-Rupfen wordt ’er zomwyien een gevonden, die, in *t ftille zitten, zyne Vleugelen
meer dakvormig dan uitgebreid draagt. Zo do.et, by voorbeeld, de Span -Rupfen- Vlinder op Tab.
IX. dezer .ClaiTe, en nog anderen, die in myne Byvoegzels voorkomen. Echter laaten de meeften
van diergelyke Vlin de rs , by zodanig eene dakvormige houding der VIeugeJen , nog iets van het
Achterlyf, achter den rug.,onbedekt. Hier uitnuis af teneemen, dat ook de Vlinders, welken uit 12 o f
14 pootige ’ Span - Rupfen gebooren worden , door de houding hunner Vleugelen , meer met de
Nacht-Vlinders der tweede ClaiTe van de 16 pootige Rupfen , dan met de Nacht-Vlinders der
derde ClaiTe, uit de 10 pootige Span-Rupfen ontftaande , overeenkomen. Wanneer ’ er derhalve
zomtyds eene 10 pootige Span-Rups gevonden wordt, die in een Vlinder verändert, welke zyne
Vleugelen niet uitgebreid, maar dakvormig aan ’t ly f draagt., zo kan dezelve wel voor een Mid-
del- o f TuiTchen-Infeä: gehouden, en tuflchen de 12 en 10 pootige Span-Rupfen met haaren
Vlinder gefteld worden: en dus o o k , wanneer eene 14 o f 12 pootige Span-Rups verändert in een
Vlinder, die zyne VIeugels niet dakvormig, maar uitgebreid draagt; zo zou dezelve insgelyks een
Middel-Infett weezen, en ligtlyk tuffchen d e^ e n e , o f de andere dezer verdeelingen te plaatzen
2yn. fJ%" K l e e m a n n .
\ ©mtrent de Zuigers o f Tongen dezer Vlinders heeft hier ook eene uitzondering plaats: want ik
hebbe ’er ettelyke leeren kennen, die een zo bovenmaaten kleinen o f körten Zuiger hebben,dat
men denzelven. naguwlyks, en niet dan met groote moeite, ontdekken könne. K l e e m a n n .
iße Deel, 2de Stuk. N n 11