Tm. I. blaauw ■ groenachtig - witte Pop , wier af beelding in de 4 d' Fig.. gezien kan
Fig. 4. worden. Zy is , gelyk de Rups, wat rank; doch buiten dien niet ongelyk
aan de andere Poppen der Nacht-Vlinders. De Jeden van ’t Achterlyf findi-
gen in een bleek - bruinachtig - geel ilaartpunt. Deze Poppen, aangeraakt wor-
dende, beweegen zieh ite rk , welke beweeging haar leven en gezondheid te
kennen geeft.
§. 8.
’Er verloopen byna zes volle weeken, eer de Vlinder, die in ’t Poppevlies
verborgen z it , volkomen wordt, en uitkomt; doch, indien deze Pop eene
fpadeling is , blyft ze den Winter over liggen. Zo dra de Vlinder ter waereld
komt, klautert hy, gelyk alle Vlinders, terftond aan iets in de hoogte
en wacht zo lang, tot dat Zyne Vleugels bekwaam zyn,om hem door de lucht
te draagen : dit zo zynde begeefthy zieh op den tocht, om, ter voortplan-
tinge van zyn geflacht, eene wederga te zoeken. Veimits nu niet alleen de
geboorte dezer Vlinders by.avond, o f wel dieper in den nacht voorvalt, maar
. dezelven 00k nooit by dag, en alleen na ’t ondergaan der Zonne by menigte
vliegen, behooren zy noodwendig onder het geflacht der Nacht - Vlinders.
‘ 5- 9 .
Fig-S' De Vlinder, in de 5 de Fig. tez ien , hebbe ik naar een Wyfje afgebeeld;
00k is ’er by dezen, milchen het Manlyk en Vrouwlyk geflacht geen uiter-
lyk o f zichtbaar onderfcheid te befpeuren; behalve dat het W y fje , zo wel in
grootte als in de dikte van ’t Achterlyf, het Mannetje overtreft *. De grond-
verwedes gantfehen Vlinders is Oker-geel; doch de Vleugels zyn cierlyk
gefchakeerd, en met kleine bruine vlakjes en fpikkels belprenkeld. Zo wel
de Boven als Ondervleugels zyn aan den buitenrand cierlyk uitgetand; en deze
gantfehe rand is niet alleen met een rood - bruinachtig -geel boordzd, dat'
in den helderen grond verdwynt, bezoomd;maar 00k het einde van iedertand
is bruin gevuld. De meeiten der bovengenoemde bruine vlakjes zyn zeerbleek,
doch dwars door den Bovenvleugel loopt eene re i, en nader naar ’t lid toe
nogverfcheidenreien.vanvlakj.es, die gantfeh donker-bruin zyn. De On-J
dervleugel heeft veele bleeke, maar geen donkere vlakjes; en beide de Vleugels
zyn omtrent het lid wat hairig.
§. 10.
Zo wel de Kop van dezen Vlinder, die niet zeer groot is , als de beide’
baard-
* Vermfts ¡k ieze Vlinders reets verfcheiden maalen nit de Poppen pekiGegen hebbe; kan
ik niet voorby hier aan te merken, dat ze gemeenlyk, zo wel het Wyfje ais het Mannet--
Je ; gtooter zyn , dan de Heer Röfel dezelven hier afgebeeld h e e ft, en dat de Mannetjes*
V lin d e r , door een merkelyk breederen vederbaard aan zyne Sprieren , wezenlyk van 't,
Wyfje te onderfcheiden. zy, ' K l e em a n m . '
.baardfpitzen en de halskraag, hebben eene diergelyke donker geele koleur ,Tab. I.
als die waar mede de Vleugels bezoomd zyn.DeOogen enSprieten zyn witach-
tig; de Zuiger is hier iets langer, dan by de Nacht-Vlinders der tweede
Clafle, doch in deze Figuur riiet te zien. Aan het dikke en hairige V o o r ly f,
dat op den rüg Citroen-geel is , zitten van onderen 6 Pooten, welker Boven-
fchenkels groenachtig-graauw, ende overige leden geelachtig zyn. Het hairige,
ronde en dikke Achterlyf is rondsom alle de ringen met fmalle reepjes
bezoomd.
§. XIHet
is een byzonder Kenteken- der Vlinders dezer Clafle, dat dezelven,
wanneer ze zitten, de'VJeugels, niet zo na aan ’t lyf leggen, als andere Nacht-
Vlinders gewoon zyn, maar dezelven uitgefpreid houden; hoewel de een minder
, en de ander meer; 00k zyn de buitenile tanden veel jpitzer, dan by anderen;
doch het Hoofd - kenteken is aan de Rupfen te zoeken.
§• 1 2 .
De Wyfjes dezer foorte van Vlinders behouden, na dat ze gepaard en be-
vrucht zyn geworden, de Eieren nog omtrent 14 dagen by zieh, en leggen
dezelven dan ter plaatze, welke hun door de Natuur aangeweezen wordt; te
weeten, aan de voorens gemelde Boomen, van welker bladeren 00k zy , als
Rupfen , zieh geneerd hebben. Het voedzel dezer Vlinders is my even zo on-
bekend, als ik onkundig gebleeven ben in dat van de Nacht-Vlinders der
tweede Clafle. Het belle van dit alles is, dat wy de Vlinders, welken wy
door opkweeklng deeiachtig worden, niet behoeven te voeren; dewyl ze gee-
ne verdere verandering onderworpen zyn, en daarenboven niet lang leeven:
en zelfs kan-hy, die eene Verzameling van Infeäen heeft, niet beter doen,
dan ze ten eerilen na hunne geboorte, mits dat de Vleugels volwaflen zyn ,
van ’t leven te berooven, voor dat Ze door het lang vladderen en vliegen de
ilof - vedertjes, en ter zelver tyd.de fchoone koleuren verliezen. Doch in
vryheid zynde, laaten wy hen, of liever hunnen Schepper, daar voor zor-
gen, waar mede zy hun leven onderhouden.
O o o 2 De