3 ¡ S | waar aar> hy echter juifl zo veel fchade niet doet. De tweede I het
Infecí, bekend by den naam van zwarte Koorn- worm , die 00k onder de Revers
behoort, en wel onder de Snuitkevers ; deze ishetaUerfchadelykile. De
derde foort is eindelyk de Worm, dien men geroeenlyk den Witten Koorn--worm
noemt. Dezelve is eene kleine Rups, waar uic naderhand een insgeiyks kleine
Vlinder voortkomt; doch in de gedaante van Rups is deze Koorn-worm om-
trent zo ibhadelyk als d eZw a r te * . 1k wil niet betwiflen, dat ’er miilchien
nog meer Infeilen z yn , die hun voedzel in het Koorn vinden; maar my zyn ,
als gezegd is , alleen deze drie bekend. Den laatilgemelden, o f zogenaamden
Witten Koorn-worm, hebbe ik my thans ter omitandiger befchouwinge voor-
geiteld: met oogmerk om niet alleen deszelfs eigenfchappen en verandering te
befchryven; maar 00k teffens aantetoonen , hoe hy als Vlinder wegvliegt, en
op meer andere Koornzolders zyne Eieren overbrengt; als mede te melden
welke middelen de beite zyn , om van dien fchadelyken Galtontflagen te wor-
§ 2.
Dat deze Koorn-worm onder de vierde Clalfe der Nacht - Vlinders behoort,
kan uit zyne Eigenfchappen en gantfche'gedaante genoegzaam afgenomen worden;
doch om hem wel te leeren kennen, ben ik op de volgende wyze te werk
gegaan. Een iegelyk.-oplettende zal weeten, dat ’er in de maanden van Mai
en Juny zeer veele kleine Vlindertjes gezieri worden, die, inzonderheid tegen
den avond, by menigte zweeven, engemeenlyk Mot - uiltjes genoemd worden.
Maar het zal den miniten bekend weezen, dat de zo fchadelyke witte Koorn-
worm zynen oorfprong uit deze Vlindertjes heeft: dat zulks echter wezenlyk
zo z y , zullen wy terílond zien. Toen ’er eens op zekeren tydzulk eene groo-
te menigte kleine Vlindertjes, of Mot-uiltjes , vloog , dat byna alle muu-
ren en wanden der Huizen vol hingen; nam ik een genoegzaam gedeelte oud
Koorn, dat gantfch zuiver en zonder Wormen was , en vulde ’er eenige Gla-
zen mede tot op de helft: een dezer glazen bond ik digt toe, zo dat ’er niets
inkomen konde, en de anderen liet ik open blyven. Vermits ik nu naauwkeu-
rig op myne glazen lette, zo zag ik Wel haail, dat deze kleine Mot-uiltjes ge-
duurig^ in en uit de openilaande glazen vloogen ; en toen ik na eenige dagen
zommigen van de bovenile korrels uit dezelven nam, en ze onder een goed
Vergrootglas b ra gt, zag ik , aan verre de meeiten, een o f twee geelachtig-
witte, ronde Eieren, die ’er vafl aangelymd waren ; maar die ik , uit höofde
van hunne kleinheid, niet hebbe können afbeelden f . Na verloop van 12 á
14
* Beide deze Koornvernietende Infeften worden , ter oorzaake van de fchade, welke zy
het Graan toebrengen , op eenige plaatzen de Koornwolmn genoemd ; en wel de eene
de Zwarte, en de andere, welke de Heer Röfil hier befcbryft , de Witte Wolf, Men
geeft 00k aan het gehrek, dat hier uit ontftaat, den naam v a n ’dm zwdrten of wittert Wolf
in 't Koorn. 'K l e e b a h n ; -
} Deze Eieren zyn niet kogelrond, maar ovaal o f eirond , dat is aan het eene einde een
J
14 dagen bekeek ik myne korrels andermaal; en ik vond aan de meeite boven- Tab,
ilen , in plaats van de opgemelde Eieren, veele kleine witte kogeltjes, die op XU.
eenen hoop by elkander lagen, en ligtlyk voor Eieren konden genomen worden;
maar dezelven door een Vergrootglas naauwkeurig befchouwd, en’erook
eenigen in itukken gedrukt hebbende, ontdekte ik , dat de kleine Wormpjes
hunne Eieren reets verlaaten, en zieh in ’t Koorn geboord hadden; en dat de- f
ze kleine kogeltjes niet anders waren, dan hunne witte, uit kleine Meeldeeltjes i
beftaande, vuiligheid ,• waar mede z y , hun Spinzel daar onder mengende, de
openingen der Graan - korrels bedekken.
§• 3-
f Deze ontdekking nu was oorzaak, dat ik het gevonden ipoor volgde, om
den kleinen Worm zelven in ’t 00g te krygen , dien ik 00k wel haail vond;
wanneer ik befpeurde, dat hy aanvangkelyk maar Cenen korrel aantail, die’er
dan uitziet gelyk d e . i fte Fig. vertoont. Als h y , in.zynen langkzaamen was- y,v. j,
dom, wat grooter geworden is , trekt hy, door behulp van zyn Spinzel, al- “ 0
lengskens twee, drie en meer korrels te zamen; gelyk in de 2^e 3de en 4 * Fi- Fig. z.
guuren te zien is. Intuifchen weet hy alle de holen en openingen dezer korrels 3- en 4-
zo wel met zyne vuiligheid te vullen, dat men hem nooit te zien kryge. Doch
als hy in September, o f 00k wel reets in Augußus, zyne volkomen grootte be-
reikt heeft, maakt hy gantfche klompen van korrels, die menigmaalnoggroo-
ter zyn , dan die, welke in de 5de Fig. afgebeeld wordt; in die allenzitnoch- Fig. 5.
tans zelden meer dan een Worm; welke alle die korrels van binnen uithoolt,en
in plaats van Meel niet anders dan zynen drek overlaat.
§• 4- :
Al dit bovengemelde hebbe ik 00k in myne met koorn gevulde en openilaan-
de glazen beipeurd ; zo dat ik byna myn toegebonden glas vefgeeten hadde.
Hierin was van het zelfde koorn, als in de andere; en toen ik hetopende, kon
ik ’er geen Worm o f Worms gelyken in vinden- Dit kan genoegzaam ftrek-
ken ter.Qvertuiginge van de zulken, die van gevoelen z y n , dat de Koorn-
worm van zelfs uit het Koorn onttlaat ; en dienttenduidelykenbewyze, datze
desaangaande een verkeerd begrip hebben. lmmers zon ik hem, by aldiendezelweinig
fpitzer dan aan het andere, Wanneer men hunne fchaalen door een goed Ver-
grootgias befchouwt, ziet men, dat ze met een netvormig traliewei'k vercierd zyrt.. Z&-
kere Ziertjes, o f kleine Wormfjes, doorknaagen deze E ie ren , en verteeren de daar in
zittende nog oovolkomen vruchten der Koorn-wormeri, voor dat ze tydig zvn om uit te
breeken, en eene merkelyke fchade aan het koorn können toebrengen. He tV e tk ik re eJ s
voorheen 00k van de Eieren van andere Viiirtters aangemerkt hebbe, met voorftellinES-
van een daar uit afgeleid bewys voor de Goddelyke Veorzfenigfieid. - ■
K l e e m a k k .
O