334 T W E E D E C L A S S E
Deze boven befchreeven Pop bleef by my den Winter over, en tot in Juny van
’t volgende jaar liggen ; en toen kwam ’er eindelyk een wonder Tchoone Vlin-
der uit voort, die op deze Plaat in tweee'rleie gedaante voorkomt. In de
&S' 4* 4 dc Ei\g. hebbe ik denzelven vliegend en met uitgebreide VIeugelen afgebeeld.
Deszelfs Voorlyf is kort toegeflompt, met een diep zittenden K o p * , en deze
is met fmalle vezelige Sprieten voorzien. De koleur der eeritgemelde dee-
len, als ook de grond der Bovenvleugelen, is geelachtig ros-bruin. De bui-
tenrand van dezelven is cierlyk, zeer diep uitgetand, en de tanden zyn aan
de punten zwart bezoomd. In gemelden ros - bruinen grond ziet men eenige
heldere en byna Oker-geele flreepen van verfchillende breedte en grootte.
Tuflchen dezelven loopen ’er eenige gekronkelde en golfswyze liniën over-
dwars door. Midden op den achterften rand van dezen Vleugel ziet men
een grooten , blaauwachtig - zwarten, krom ■ uitgeholden hoek, o f eene foort
van uitfteekzel, dat meeftal uit louter digt Vederilof beftaat. De Ondervleu-
gels zyn helder Oker-geel, en längs den even uitgefchulpten buitenrand loopt
’er eene bleek - rood - bruine verdieping rondsom. Daar de buitenrand aan
het Achterlyf raakt, word een diergelyke blaauwachtig - zwarte, of iets meer
graauwe uititeekende hoek, gelyk aan den Bovenvleugel, gezien. Het Ach-
terljrf is ook helder Oker-geel, maar valt aan ’t einde eenigzins in ’t bruin-
achtige. Vermits de tegenwoordige Vlinder het Mannetje van deze foort is,
gelyk het dünne Achterlyf uitwyil, is daaruit, volgens onzen algemeenen rege
l, wel te befluiten, dat de Sprieten aan ’t Wyfje , zo niet fmaller, ten min-
He ook niet breeder zullen weezen.
5- 5-
Fig. j. De 5 de Fig. vertoont ons, volgens de voorige befchryving der Bovenvleu*
gelen, de buitengemeene gellalte onzes Vlinders, wanneer hy met geilooten
VIeugelen z it; waar van ik onnoodig oordeele iets meer te zeggen. Aan de
Pooten ziet men, dat ze hairige Bovenfchenkels, en deze de koleur der Bovenvleugelen
hebben.
* Het ontbreekt den Kop van dezen Vlinder ook aan geen Zuiger; doch dezelve is k o r t , en
beider bleek - bruin van koleur. K l e e m a n n .
Dt