XVIII. enridaga’r IíHÍBHHB B i Z Y doorboorden de fchors overa! lllllilIIIIIM —
Hh h S S H B H H H b H en 9 H l m S m 9 9 zy tot hier toe den honeer geítild hadden •
uog niet^enoeg gemL^haddln^ geheef b^gont^wan^
fl 9K9 9 Hhb h9 sjsóéííI9 H E S I H i B | ■ ■ ■ gemaalen net bpmzeJ, t welk zy om zieh toog, te vleehten, tot dat dhiet blbaeantídtee^ d ohnrfdPe„í
íterk genoeg wäre. Inwendig vond ik dat Spinzel, na dat het ledig gewof derf
was gantfch glad, rond verwulfd, blinkend en graauw van koleur® doch vart
ü 4- buten was hetongelyk en had de koleur van de daar in geweiven B 9 I
gelyk men duidelyk in de 4 * F tg. kan zién In dit ¿ , 1 « ! E & S m I
voorts nog 8 dagen onveranderd liggen Spmel Ueef de Rups
5- ?. i i h h ü n m ■ «»=■ m m m m H„ m b h i I Ä “ “ » » r
en.de Vleugelfcheeden xnet den Kop donker- o f bruin - rood. De plaatzen der
Oogen zyn duidelyk kenbaar; en voor aan de plaats van den Bek ziet toen e e n
Achter^f6- 26 pu,nten> a|s of het tanden waren, onder elkander ítaan Het
Orante (Tíafi íchoon Goud-geel, doch van boven wat rood¿r of
Wandir * ■ j j yn Zeer dlep tfgekorven', könnende eénigzins uit el'
kander gerekt worden, en dan weder te zamen krimpen, gelyk een Wachtel d v d
je ; met wiens uiterlyke gedaante deze Pop zeer veel overeenkomít heeft H
U B I s za> ° ° k hlyken dat ze zieh van zelve verlangen en verkonenkan
n f R Jn t; ° “ ,S ,den zuIks vereifchen. De boven-rand van ieder lid
o f Ring ís met twee donkere dwarslimen vercierd, waar op een groot setal har
de doorntjes ítaan; het laatíte lid is zwart, en aan ieder zyde me? ™
fpits doorntje vooizien; alie deze doorntjes ñrekken ten gemak der omkeerin-
ge van de Pop m haar gladde fpinzel; en ze dienen by h e t . uitbreeken nog
meeí
meer t o t behulp der Poppe. Men befpeurf 00k de gewoonlyke SpiegelpuntenT ab. •
aan deze Pop | gelyk aan de anderen. ' . ; ' XVIII.
g - « : :
Zo langkzaam als het nu met den wasdom der Rupfen gegaan was, zo fpoe-
dig kreeg ik ’er Vlinders van. De Poppen hadden naauwlyks drie weeken'in
haar Spinzel gelegen, toen z y ’e r , tot’myne grootfte verwondering, uit kwa-
men, en wel op eene wyze , die .gantfch by.zonder was., Ik zag hier niet, gelyk
men anders gewoon is , dat de Vlinder, door het Spinzel breekende, het
Poppevlies, te rüg liet; maar de nog gantfch volmaakte Poppen fchooven ’er
zieh ten halven lyve uit, gelyk de 4 Fig. doet zien. Byaldien ik zulks nu flg. 4-
maar aan eene detzelven beipeurd hadde, zou ik gedacht hebben, dat het
Spinzel bygeval aan itukken geraakt, en de Pop vervolgens door dat gat ’er.
uitgevallen wäre: maar dewyl ik ’er naauwkeurig op lette, belpeurde ik even
het zelfde aan alle de anderen, en zag dat de'ze foort, daar in, eene byzonde-
re Eigpnfchap heeft. 1k merkte daar omtrent de volgende omftandigheden
aan: vooreerit drukte de Pop, door het uititrekke.n van haar Achterlyf, het
Spinzel van vooren, daaar de Kop ligt, aanitukken. Hier op fchoof zy ’er
zieh uit tot aan de plaats getekend met Letter h. en bleef in die gedaante eene Letr. i»
goede wyle tyds liggen.. Eindelyk zag ik het Poppevlies zelf, op de gewoonlyke
plaats, openberiten, den grooten Vlinder daar uit kruipen, en Ipoedigin
de hoogte klauteren. Zyne nog onvolmaakte Vleugels bereikten binnnen een
kwartier uurs hunne behoorlyke grootte, llerkte en fchoonheid; waar op de nieuw
gebooren Vogel, nadat hy zieh van zyne oiifeinigheid gezuive.rd, eneenebrui-
ne vochtigheid* had laaten vallen, zieh gereed maakte om weg te vliegen;dat
ik evenwel onnoodig oordeelde.
§ 9*
* Vermits my niet onbekend is , dat de.bexoemde Natuur- Onderzoeker, de Heer Anthpny
van Leeuwenhoek, reets in de voorige E euw , even zulke kleine Diertjes in ’ t manlyke
Zaad der In feiten, als in *t manlyke Zaad der Menfchen en Dieren , meent gevohden ; o f
ontde.kt te hebben; zo hebbe ik door een Vergrootglas, dat nog kleiner dan een Kruid-
1 korrel i s , en dat,* gelyk ik my vleien durve, beter is dan de Glazen van Leeuwenboek waren
het Zaad van eenige manlyke Vlinders; als ook naderhand de vochtigheid van eeni-
ge Wyfjes, die ze te^ftond na den üitgang uit'het Poppevlies uitgeeven, mitsgaders het
bruine fap v,an-deze hier befchreeven Wyfjes-Vlinders; benevens een kort daar na v ol.
gend, en insgelyks van deze Wyfjes-Vlinders uitgeftort Melkachtig S ap , zorgvuldigon-
derzocht. De uitflag hier van.is-geweeft, dat ik geene diergelyke Jangftaartige Diertjes,
gelyk men , volgens den Heer Leeuwenboek, in ’t ma'nlyk Zaad der Menfchen en Dieren
waarneemt, daar in ontdekt hebbe; maar wel even zulke ovaale Lichaampjes, diezonder
ftaartjes fchynen te zyn , gelyk in ’ t Zaad van de Manlyke Vlinders; die zieh nie tzow il*
lekeurig in deze vochtigheid der Wyfjes, als wel in die der Mannetjes , door elkander
fcheenen te beweegen; en z ie h , inzonderheid in ’t Melkachtig Sap, in een ontelbaare
menigte vertoonden. Maar o fn u deze ftaartelooze Lichaampjes in de manlyke en vrouwly-
ke Zaadvochten dezer Vlinders, zo waarlyk Diertjes zyn,-als de langilaartige Wormpjes , - t
w e lk e n a a r . ’ t.gevoelen van den Heer Leeuwenboek, in ’t Manlyke Zaad der- Dieren en
Men*