T a b . werkzaamheid der Dag-Vlinders oplettend befchouwt, kan men duidelyk ont-
XXX7 a dekken, d a tze , op de bloemen zittende, den Zeiger nu uitfteeken en ont-
wikkeien, dan weder intrekken en te zamen rollen; waar uit natuurlyk te be-
grypen is, dat ze door die werktuig haar voedzel ophaalen. Gemerkt nu de
Nacht -Vlinders met een diergelyk werktuig van den Schepper begaafd ■ zyn
moet het buiten twyffel by dezen tot een gelykvormig gebruik en nut beftemd
weezen. Doch dit zo zynde dan blyft het nog eene onvoldongen zaak, of
naamlyk de Vlinders het Sap der Bloemen zelve uitzuigen , dan, of ze alleen-
lyk den Dauw, die op de bukenzyde der bladeren z i t ,: aflikken, Het laatfte
komt my niet waarfchynlyk voor , of ten minfte geloove ik niet, .dat ze hier
van alleen können leeven. Want indien de bloote Dauw alleen genoeg wäre
tot hun voedzel, behoefden zy denzelven niet alleen op de bloemen te zoeken ,
maar zouden dien overal op het gras en de bladeren genoegzaam können vin-
den. Daar en boven verdient hier wel in aanmerking genomen te worden,
dat men de Dag-Vlinders het meeft omtrent de bloemen ziet zweeven, wan-
neer de hitte op haar grootfte, en 'er bygevolg geen Daauw, maar alles droog
is. De Nacht - Vlinders zouden ook, enkel tot inzuiging van den Nacht-
daauw, geene zo lange Zuigers noodig hebben, als men by veelen van dezel-
ven ontdekt. Derhalve ilemme ik liever in het eerfte gevoelen, dat de Vlinders,
door middel van hunnen künftig daar toe gefchikten Zuiger, het Sap
¿elve uit de bloemen trekken, en daar hun voedzel van ontvangen. En de-
wyi ’er een groot onderfcheid in de Zuigers , by de veelvüldige foorten der
Nacht - Vlinders, gevonden wordt, zo geloove ik ook, dat ieder geflacht van
eene zekere foort van bloemen leeft," naar welke de gefteltenis hunner Zuigers
geevenredigd is. • -
D e kleiner en ranker bruin-geele Q u e e - R u p s * ,
benevens haare verandering tot in
een V l i n d e r .
§• r.
T*n- A Ihoewel ik deze foort van Rupfen nooit op de Queeboomen gevonden heb-
X X X V .L jl\ b e , öntzie ik echter niet aan dezelve den naam van Quee-Rups tegee-
v en ; deels, om dat ze van veele Kenners der Infeften dus genoemd wordt,
en deels om dat ik ze zomwylen enkel met Queebladeren gevoerd en opge-
kweekt hebbe. Mejuffr. M. S, Merian, die zieh eertyds zeer beroemd gemaakt
* Verraits de Heer Rdfil vervolgens verzekert, dat deze Rups liever het Gras tot haarver-
blyf en onderhoud verkiell j had by mogelyk beter gedaan, dezelve de Quse- o f Gm-
Rups te Doemen. K u im a b k .
C l a s s i s I I J k firrTQ M A \ N o c t ü r w )R u * v
< ^2- . U. Jiop LJeciti ¿1 erxic.