De vilthairige, graauzve R u p s > met bruine vlabken^ -
Oranje-geele punten, die. zieh op de dppelboomen ont~
houdt5 benevens haare verandering tot in
een - V l i n d e r .
§. i .
A angezien de tegenwoordige, op Tab. LX. Fig. i . afgebeelde R u p s ,h a a r T a®.
A . voedzel aan de Appelboomen zoekt ,is ze ook doorgaans , in t laatft van
Mai eri S , op dezelven te B B B In den Zomer en Herfft komt ze uit F,g. |
het-Ei, blyfc den Winter door in 1 -leeven, en verkrygt eeril in de voornoem-
de-Maanden haare natuurlyke grootte, welke by zommigen i 4 duimbeloop.
De eigenlyke grondverwe van haar ¿ f , dat menover tgeheel met vilthairenbezet
riet, is helder - graauw. De Kop is — M met te^ ha! rt-
ies bewaffen, en bruinachtig van koleur. Boven op den rüg zyn alle- de ringen
met byzondere, Vierkante, donker- brume, beihppelde vlakken H n g
welke allen aan elkander hangen , en bygevolg in eene rer voortloopen. In dezelven
ziet men weder anderen, die Orange geel, doch kleiner zyn , en d
veeleer punten genoemd kon'nen worden. Het getal dezer puntenjs op alle de
ringen d e t eenegrlei; want op de twee eerften -naaft den hals, en op de twee
laatftenyftaat’er maar ein paar; doch op de overigen ziet men er altopsvier,
oftwee paar: tuflehen welken ieder groote en donkere vlak--.eene mkervmg
heeft; en de laatile van deze, op den achterften ring ftaande, is van de overigen,
door een helder-graauwen grond,' afgezonderd._ Op ieder zyde van -t
lyf wordt insgelyks eene rei donker - bruine vlakken gezien; die echter veelklei-
ner zyn dan de voorigen, en maaj twee of drie Oranje- geele punten hebben ;
welke punten aan de twee voorfte ririgen, -en aan den achterften, geheel ont-
breeken. Daarenboven is ieder ring, op zyde, nog met körte hairen bezet; -
welke veroorzaaken, dat de Rups meer breed dan rond fchyne te wezen. Va.n
, de 8 paar Pooten, welken hier in de gewoonlyke orde ftaan_, hebbe gg niets
anders aan te merken, dan dat de fpitze Voorpooten geelachtig , de acht ftom-
pe Buikpooten, benevens de Nafchuivers, bruiner van koleur zyn , mitsga-
ders dat de laatften aan deze Rupfe iets langer bevonden worden,dan aanvees
le anderen.
-§. 2.
Wanneer deze Rups haaren volkomen wasdom bereikt heeft, laat ze de bladeren
des Booms onaangeroerd, en begeeft zieh , door middel van haare langk-
zaame beweeging, aan een tak of den ftam des booms; kaauwt de fchors tyn,
en menst de gekaauwde deekjes onder haar Weefzel, waar door zevervp gens
ten eehemaal omgeeven wordt. Dit Weefzel of Spinzel is in de 2 e Ftg^ te tg*