CLAS'SISIV Pa p i l IO N u m N o c t u r n q r u m .
mm
b.XII.
. xz?•
§ . 2 . T a i . X I .
Dit Rupsje is zeej; langkzaam in ’t kruipen, en als het eenige vyandlyke ver-
volging gewaar wordt, trekt het zieh zeer kort in een„ zo als het in de 2|g Fig. Fig. s,
afgebeeld is. Als het eindelyk tot de verandering zal overgaan, verbergt het
zieh in zodanig een Spinzel, als de Rde Fig. vertoont. Dit Spinzel is van eene Fig. 3,
zonderlinge gedaante: want van achteren loopt het by zyne dikte fpits to e ,
doch van vooren is ’t verbreed, en maakt eenegenoegzaam fcherpe vlakte. Des-
zelfs koleur is licht -graauw, en ’t grootile gedeelte is met langkwerpige, af-
gezette en nog witter ilreepjes voorzien; milchen dezen valt de grond iets
donkerer in ’t 00g, dan aan den verheven voorften fcherpen kant.
§• 3-
In dit Spinzel verändert het Rupsje in een Pin - o f tapvormig Popje, dat in
de 4de Fig. vertoond wordt. Het is zo wel van vooren, als van achteren, Fig. 4.
itomp, en heeft dus aan zyn achterile dunfte deel geen ilaartpunt. De koleur
is bruin, en op den rüg iets donkerer, dan op andere plaatzen: dit Popj
e , fchoon het aangeraakt. worde, houdt zieh dooditil. Na verloop van drie
weeken komt ’er het. Vlindertje, in de 5 Je Fig. vliegende, en in de 6a* Fig. zit- Fig. $,
tende afgebeeld, uit te voorlchyn. Deszelfs koleur is meeftal graauw, doch en ö,
in de Bovenvleugelen, kort aan ’t i id , ziet men eene donker-bruine, en aan
den voorllen rand, nog eene andere diergelyke, maar veel kleiner, ylak. In
den overigen graauwen grond der vier Vleugelen, zyn nog verfcheiden andere
donkere dwarsftreepjes en puntjes, volgens de 5;le Fig. te zien; waar tegen da
6de Fig. aantoont, hoe vlak deze Vlinders i n ’t zitten hunne Vleugels draa-
gen. De Kop, die 00k bruinachdg is , heeft een klein fpitsbaardje, waaron-
der een kleine Zuiger verborgen zit; de Sprieten zyn aan beide de geflachten
hairvormig, en het dikke achterlyf toont het onderfcheid tuifchen ’t Mannetje
en ’t Wyfje aan.
SSS® S$SSS$® SSS$®®SSi® SSi;«iTÄiS$S$SSSSSSSSSSS$S$® !SSS$S$
De fchadelyke, welbekende, zvitte K o o r n - W o r m , bene-
vens zyne verandering tat i» « ? » V l i n d e r t j e .
5- i-
O nder de menigvuldige Schepzelen, die hun voedzel in het Koorn vinden, T/ti,
kan men 00k de lnfecten rekenen: en daar z yn , voor zoveelmy bekendxii.
is , drieerleie iborten, welken daar op aazen; waar vari de eene altoos meer
fchade veroarzaakt, dan de andere. De eerfte is de zogenaamde Meel - w orm;
die in een Iiever verändert: deze zoekt niet zo zeer het Koorn als wel het
Y y y 3 ' Meel“,