l i l i l í
T ad. nog geen kleiner o f jonger gehad, en dus haare vervellingen niet ondervonden
XLIV. hebbe.
Fig. r.
en 2.
Onder deze foort, welke ik thnns befchryve, ziet men ’er zommigen, die
eenigzins onderfcheiden zyn in koleuren, derhalve hebbe ik noodiggeöerdeeld,
zodanig een onderfcheid dezer volwafl'en Rupfen, door de i fte en i ^ Fig.vm
Tab. XL1V. aan te toonen. Haare grootte is zelden o f nooit meer dan ein
duim.: de Kop is niet zeer groot, en blinkend bruin van. koleur. Alle de le-
den van ’t ly f zyn diep ingekorven en afgedeeld; en de grondverwe der huid
is zwart. Öp ieder ring van ’t l y f ilaat eene rei overdwars loopende, -verhe-
ven, geel-roode, ronde knoppen, waar v a n ’er, op de middelfle ringen des
ly fs, wederzyds 4 geteld wordeli; doch op de twee voorften en den iaatften
ftaat ’er een paar minder. Alle deze knoppen zyn met niet zeer lange, maar
veele, ityve en geelachtig • roode hairen- bezet; en diergelyk eene koleur heb-
ben 00k de. 8 paar Pooten'.
$■ 1
Fig. 3-
Fig- 4-
Betreffende np het onderfcheid, by zommigen dezer Rupfen te .vinden,,. het
zelve beftaat hierin. Ettelyke derzelven naamlyk z yn , onder längs den buik,
met een geelachtig-rooden fireep voorzien, zo als de J l*e Fig. vertoont*;
doch andere hebben dezen ftreep niet, gelyk aan de 2de Fig. te zien is. Maaf
dit onderfcheid is echter zo groot niet, dat men daarom deze Rupfen voor
tweeerleie foorten zou können houden;te minder, nademaal het heiderleie geflacht
dezer Rupfe hier door mogelyk onderkend kan wordetj. Voor ’t overi-
ge heeft deze Rups eene langkzaame beweeging, en rolt zich.aangeraaktwor-
dende , gelyk andere hairige Rupfen, te zamen. Als de tyd haarer verande-
ringe nadert, gaat ze niet van de Heidebezien • ftruik a f , maar trekt, door
behulp van haare draaden, eenige bladeren by een; en maakt tuflchen dezel-
ven zulk een wit -graauw , doorzichtig eneivormig Spinzel, als in de 3 “ Fig.
afgebeeld is , om zieh heen; waarin ze na twee dagen in eene Pqp verändert.
De 4 de Fig. vertoont deze Pop buken haar Spinzel. Zy heeft eene gantfeh
donker - bruine koleur; het achterdeel is zeer diep ingekorven, en het einde
itomp toegefpitil: zy heeft 00k die byzondere Eigenfchap, dat ze , wanneer
men ze aanraakt, tamelyk lang, gelyk een klos of toi, rond draait; zo als ik
van de Pop, in de IIIde Tab. dezer Claffe, §. 7. pag.. 2 01. insgelyks hebbe aan-
gemerkt.
§• 4-
Deze Pop blyft, in weerwil van fneeuw en koude, den gantfehen Winter
J over,
* Men ontdekt 00k dikwyls eenlgen onder deze Rupfen , welker beide zyden, tot m
den rüg, meer eene graauwe dan zwarte grondverwe hebben. Kleeman^»
over en wel tot in de Maand Mai, zonder eenig voedzel te genieten,inhaarT a b.
Spinzel liggen; waarna de Vlinder ’er uic te voorfchyn komt; dat echter ookXLlv.
wel eens in de Maand April gebeurt. De geftalte van dezen Vlinder wordtin
de en 6 de Figi voor ’t 00g gebragt. De S^Fig. vertoont het Wyfje,. het^SgV.
welk in niet anders,-dan in het-dikke AchterlyP, van ’t Mannetje onderfcheiden
is, en. hier vliegende afgebeeld wordt; op dat wy het zelve des te beter
zouden können befchouwen.' Het gantfehe Voorlyf; en de beide Bovenvleu-
eels, hebben eene afchgraauwe grondverwe, waarin de volgende zwarte cie-
raaden te^ befchouwen zyn. By het lid ziet men een zwarten itreep, die zieh
eindelyk overdwars door den Vleugel verdeelt; daarop volgt, naar de zyde
van den voorften rand toe, in ’t midden, een langwerpig- rond ringetje; en
wät verder vertoont zieh een half cirkeltje. Naar den buitenrand loopt ’er
overdwars, door debreedte des Vleugels, eene uit ongelyke vlakten beftaan-
de kronkel-linie; en de daar op volgende buitenrand zel ve is met veele pun-
ten of vläkken bezet. De graauwe grond des gantfehen'Vleugels is hier en
daar met bruine en graauwachtig verdwynende vlakken voorzien.' Het gehee-
le Achterlyf en de Ondervleugels zyn , by deze foort,bleek-Oker-geel; doch
de Vleugels zelven'hebben, buiten de aderen en den zoom des rands, geene
andere cieraaden.
§• 5-
De 6 de Fig. vertoont de geftalte des Vlinders in ’t zitten, wanneer hy zyne Fig. 6.
Vleugelen aan ’b ly f geflooten houdt; \yaar by ik'verders niet anders aan te
merken hebbe, dan, dat zyne zes Pooten, aan de Bovenfchenkels, graauw en
met hair - ftof begroeid, doch derzelver dünne leden met zwarte reepjes ver-
cierd zyn.
B e zwarte hairige R u p s , niet wiite vlakken in de ge-
daantevan Klaverblaadjes verclerd, henevens haare
verqndering tot in een V l i n d e r .
Deze Rups is, gelyk de voorgaande, in de maand July, aan de Iieidebe-T a b .
zien-ftruik te vinden; en ik hebbe dezelve met dezegroene bladeren tot XI*V.
kan de verandering toe onderhouden. Doch, dewyl ik ze reets yolwaffen, en
in haare laatfte huid, gekreegen hebbe, kan ik niet zeggen , hoe zy ’er in haare
jeugd en midden - ouderdom uitzie.. Haare grootfte lengte zal insgelyks
niet veel boven een duim zyn ; en wy zien haare gedaante in de 1 fte Fig. o n - 17-
zsr XI. V Tab.
§• f t