i £8 . T W E E D E C L ' A S S E
T ab. welke Pop van vooren eenigzins blinkend > en vry: dik i s , doch van ach-
XIX, teren fmaller toeloopt, en ilomp eindigt. Men ziet aan deze Pop zeer cluide-
lvk 8 bukjes , ter plaatze daär eertyds, toen ze nogBups was, de SBuikpoo-
ten geftaan hebben.,
§■ 7-
Deze Poppen zyn by my meerendeels den geheelen Winter over, en tot in
’t laatfte van de'Lente, ja zelfs zommigen tot in de Maand Juny, blyven lie gen*;
waarop eindelyk diergelyke fchoone, wit-graauwe Nacht- Vlinders uit
Fig. 9. dezelven voortgekomen zyn, als wy in onze 9^* en xöd£ 7%. afgebeeld heben
10. pen. De eerfte Figuur vertoont een W y f je , en de andere een Mannetj'e:;
welk onderfcheid van geflacht aan de Sprieten te zien i s ; zynde die van t
Mannetje breed en vederachtig, en die van ’t Wyfje fmaller. De Bovenvlea-
gels zyn witachtig-graauw, en met veele, boven elkander getpogen, zwarc-
graauwe fchubachtige en golvende linien vercierd. Voor aan ’t lid ziet men
eenige zwarte vlakjes. De drie gtoote hoofd-aderen o f itreepen, die in de
lenate,van ’t lid af,door denVleugel loopen, zyn tot over ’t midden geelach-
tig'-rood van koleur. De grondverwe der Ondervleugelen is eenigzins donke-
rer graauw, dan die der Bovenyleugelen, en-van alle, de cieraaden; behalve
dat de buitenrand wat helderer en met donker - graauwe vlakken voorzien is.
Het Achterlyf is hairig en heeft eene witte grondverwe. Van boven op het
midden ftaat eene rei vierkante ruitjes , die door zwarte -te zarnen gellelde linien
geformeerd worden ;• in diervoege dat ieder ring of lid vän ’t iyf met zo-
dani0- eene ruit pronke. Naaft ieder dezer ruiten ziet men, ter plaatze daar
Ze te zamen loopen , wederzyds eene naar binnen fpits toeloopende groote
zwarte vlak. Het Voorlyf is met een wit en wollig. vederftof digt begroeid,
en met langkwerpige zwarte vlakken, als een Hermelyn-v e l, vercierd; hier-
om zou ik , indien ik dezen Vlinder een eigen Naam moelt geeven., hem den
Hermelyn ■ Vlinder noemen. Zomtyds valt de witte koleur van ’t Voorlyf wel
iets in het groenachtige. De wortels der Sprieten zyn mfet hairige wrongenom-
eeeven Vermits men in de S B Bg. ter oorzaake van de geflooten Vleogejs,
niets van het Achterlyf kan zien , zal ik ’er alleen dit van zeggen ; dat het
zelvewel volkomen, zo als dat van ’t W y fje ,, getekend, maar veel dünner
en aan ’t uiterfte einde bruinachtig-rood is. Voor ’t overige weete ik tuflchen
de beiderleie geflachten gpene andere tekenen van onderfcheid op te noemen.
De
de nogmaals herhaalde, ftelde zy haar iaatfte v e r m i n #|derma'al te wer-k , en weefde de
epening weder toe. Niettegenftaande dezen geleeden overlaft kwam er in t j a a r 17x55
den 6 Tmzv, tot royne grootile verwond.ering , een fchoone en gantfch volmaakte Vlinder
uit te voorfchyn. Doch o f deze Rupfen 00k van ¿ e , Elzen-bladeren eetens. waar aan.ik
deze ingefponnen gevonden hebbe, kan iX niet verzekeren, wanc omtrent die plaats iton-
den,00k.Eiken- en Wilge^hbowen. K L L it -
* De Ondervinding heeft my g.eleerd1, dat zommigen dezer Poppen wel twee Winters oveif
blyven lig gen, e e r ’de V Iin d e rs ’er-uit vooitkomen.