T/.a, komt ’er een Vlinder, van eene byzonder aardige gellalte, uit voort*, waar
XLJ. van we in de 5 de en 6 de Fig. het Manlyk en Vrouwlyk geflacht, in twee on-
Fig. s. dericheiden gedaanten, voor ons zien. De Franfchen noemen dezenVlinder,
en o. Paquel de fern lies feches, zov ee l als een bosje dorre bladeren. Men moetdenVlinder
zittende befchouwen, gelyk hy in de 6% Fig. ontworpen is, om deszelfs
overeenkomit met een bosje dorre bladeren daar uit op temaaken. De 4 Vleu-
gels z y n , in figuur en koleur, den dorren boombladeren niet ongelyk, De
Bovenvleugels, welke by andere Nacht-Vlinders byna horifontaal o f zichtein-
derlyk liggen, of ten minfte digt om ’t l y f geflooten zyn, ilaan by de tegen-
woordigen meer •oenicaal o f lynreclit op in de hoogte, invoege d a t ' derzelvei
beide uitgeronde buitenranden boven het achterlyf byna volkomen aan elkander
finiten. Daarentegen fleeken de Ondervleugels, welke desgelyks uitge-
ro n d zyn , zeer breed onder de Bovenvleugelen uit, zo dat dienvolgens het
Achterlyf van den Vlinder byna ten eenemaale onder die breede Vleugelen,
als onder een dak, verborgen z y ; en van het Voorlyf krygt men niet anders,
dan de bovenvlakte van den Kop, te zien.
g. io ,:
Thans zullen wy de koleuren en tekeningen der Vleugelen, benevens de
Ä ff 5- overige deelen des lyfs van ons Mannetje, in de 5 de Fig. afgebeeld, befchou»
wen. De beide Bovenvleugels zyn, zo verre als hun uitgeholde rand gaat,
doch de Ondervleugels geheel tot aan ’t lid, rosachtig, of Kaneel-bruin ge-
boord. Aan de laatflen is de gantfche overige grond, doch aan de eerften al-
leen de helft daar van, roodachtig-graanw, of gelyk verlept violet. Van dier.
gelyk eene koleur is 00k het Achterlyf; waar t-egen de Kop, het Voorlyf en
de helft der Bovenvleugelen Kaneel - bruin van koleur zyn. Zo wel deze Ka-
neel-bruine, als de Violet-graauwe grond, is doorgaande teder beftippeldj
en door den laatflen loopen, in den Bovenvleugel, een paar donkere gekron-
ltelde linien , welker breede tuflchenruimle zomtyds iets donkerer, dan de overige
grond is ; eene diergelyke linie ziet men 00k nog naar den kant van ’t lid.
De Kop van onzen Vlinder is met een paar pik zwarte Oogen, breede, ve-
dervormige, bruine Sprieten,- en van vooren boven den bek met een gekrom-
den, langen Snuit, gelyk die van een Olyphant , begaafd, welke by de Wyf-
jes altoos langer is , dan by de Mannetjes. Doch ik hebbe aan deken Vlinder
geen Zuiger können ontdekken, weshalve ik oordeele, dat hy o f buitengemeen
klein weezen, o f milchen den gemelden langen Snuit verborgen moet zitten. Van
* Wanneer naaml.yk zy en haare Eups voor de vervolging van zekere Muggen enSidp-
* Wespen vry gebleeven i s , die haar gaerne met hunne Eieren, beieggen , en dus^pn-ondergang
brengen, Öok wordt ze veeitvds geplaagd van eene foppt vän byna orzicbt-
baare Lüizen , o f ZiertjBs. Doch voor ’dB' vervolgi'ng der Vögelen en -ändere -grcots
Dieren is ze overda g, om dat ze zieh dan ftil en in ruft houdtf ¡neerendeels bcvryd,
■ K l i E E M ’-Ä ^ N . ■ .