Mg. I.
F ig . z .
Fig. 3-
F ig . 4 .
e n 5 .
ring, een bleek flreepje naar achteren fchuins opwaarts loopt. Midden over
den rüg, in de lengte, loopt eene tedere, zwarte linie , en nevens dezelvebe-
lpeurtmen, ter wederzyde, eenige witte puntjes, die in ’t afzetten niet wel
hebben können aangetoond worden. De Pooten zyn ’er in gewoonlyk getalen
orde, waar van de drie paar fpitzen graauw, doch de overigen groen zyn ,
even als het lyf.
§• 2.
In het ruiten maakt deze Rups een zonderling poiluur met het lichaam ,
voornaamlyk wanneer z e , uit vreeze voor vyandlyke aanvallen, op haare hoe-
de is ; gelyk men zulks aan de 1 fle Fig. het belle kan zien. Haar gang is zeer
gemaklyk, en voor ’t overige komt ze in alle wezenlyke Eigenfehappen met
de Rupfen dezer Clalfe overeen.
' 5- 3.
Wanneer de tyd ter veranderinge nadert,begint de Rups allerhande dingen,
als bladeren, iteelen, hout en diergelyke te knaagen; mengende de kleine
fpaantjes en gruisjes daar van onder haar Spinzel, dat ze uit geelachtig- witte
draaden te zamen vlecht: doch dit Spinzel wordt evenwel niet zeer ityf. Het
is uiterlyk aan te zien, zo als ik het in de 2 de Fig. afgebeeld hebbe. Etlyke
dagen na de vervaardiging van ’t Spinzel, ftrookt de Rups haare rimpelige
huid a f; en ze verfchynt daar op in de gedaante van zodanig eene Pop, als
de 3 dc Fig. vertoont.
§• 4 -
De koleur dezer Poppe is donker-bruin. Haar Achterlyf is zeer diep ings-
korven, en het laatile lid met een kort ilaartpunt voorzien. Wanneer men
deze Pop aänraakt, doet ze eene iterke beweeging blyken. Meerendeeis be-
houden ze niet langer dan 3 weeken deze geitalte; en die dezen tyd voorby
laaten gaan, blyven naderhand den Winter o ve r,o f tot in het volgende Voor»
jaar , als Poppen liggen.
§• 5-
De Vlinders, die ’er uit ter waereld komen ,zyn wel niet uitmuntendfehoon,
doch echter aardig getekend. Ik weete tuifchen het Mannetje en Wyfje, bui-
ten de dikte van ’t Achterlyf, geen onderfcheid aan te toonen, weshalve ik
00k alleen het Mannetje, en wel in de 4 de-Fig. vliegende, en in de 5 d='Fim
zittende, afgebeeld hebbe. Aan de eerite dezer Figuuren zien we alle de dee-
len van den Vogel, behalve de Pooten. De grondverwe der Ondervleugelen
is graauw; naar het lid toe wordt dezelve in ’t Oker - geele verdreeven, en de
uitgeronde buitenrand is Oker-geel geboord. Van gelyke koleur is 00k het
Achterlyf en de 6 Pooten, welke laatilen in de 5 dc Fig. zichtbaar zyn. Het
Vo orlyf is digt bewaifen met Oker ■ geele hairen, en pronkt, daar het Achter