Tab.-VI. zichtbaar zyn , hebben ook-eene bleek - geele koleur. Dat bet Mannetje even
zo geiteld z y , hebbe ik eerit , na ’t vervaardigen van deze Plaat , ondervon-
den; en toen ook gezien dat het merkelyk kleiner is, en een dünnerAchterlyf
heeft. In ’t zitten draagt onze Vlinder zyne Vleugelen even zo uitgebreid
als hy hier vliegend afgebeeld is , en daarom zou het ook overbodig geweeii
z y n , -denzelven in tweeërleie geilalte te plaatzen. Doch dat- dit eerile een
Wyfje was, daar van wierd ik volkomen overtuigd, nademaal hetzelve , weinig
dagen na zyne geboorte, meer dan honderd fehoone Eieren lei ; waar van
fig- 5- ’er eenigen , in hunne natuurlyke grootte, in de 5 de Fig. vertoond worden.
Maar dewyl ze van 't Mannetje niet bevrucht waren , moeilen ze wel haail
verdorren, zonder dat ’er iets uit voort konde komen.
Het geelachtig-groene S p a n - R u p s j e der Pruime-boomen,
met den donkeren ruggeßreep, benevens zyne verandering
tot in een V l i n d e r t j e .
§. K
T ab. VII. \ Termits de bladeren der Pruime - boomen dit kleine ioort van Span-Rupien
V tot voedzel dienen, kan men dezelven o ok, hoewel meeil in September,
daar op vinden. De Wyfje s - Vlinder legt zyne Eieren op die bladeren, eh de:
jonge Rupsjes worden, binnen 8 dagen, in Juny en July , gebooren *. Zy
groeien zeer langkzaam , en als ze hunne volkomen grootte bereikt hebben
i. zyn ze zelden boven § duim lang. De A f beelding dezer Rupie is in de i &eFig,
van Tab, VII. onder ’t oog gebragt. Haar L y f is tamely'k rank, en byna.
overal even dik; echter is de ronde en gantfch groene Kop iets kleiner , dan
de overige leden. Het gantfche L y f is meer geel dan groen van grondverwe;:
Vant fchoon de ringen van boven groen zyn, fchemertnochtans" de geele grondverwe
door het groen heen : doch midden over den rüg loopt eene tedere,
donkere linie. Van achteren heeft deze Rups ook maar 2 flompe pooten,,
welke naby elkander ilaan, en de zelfde grondverwe als het ly f hebben: doch
de zes lpitze voorpooten zyn groen.
§• 2v
Wanneer deze Rups van de eene plaats naar de andere wil: kruipen , moet
ze haar, lyf kromraen, gelyk de voorige; echter is ze veel. gezwinder ; ,en als
. - ze-
* Vermifs ik tot nog toe het geluk niet gehad hebbe, van de Eieren, waar uit deze Rep-
fen ontllaan, te z ie n , zo kan ik van derzeiver "waare getlaante en koleoTzomin, alsvaa?
d eE ie ien der volg en d e , een Yoldoenend bericht mededeelen. KrnE.EM.ANN,.
ze bezig is met fpyze te nuttigen, ligt ze doorgaans uitgeilrekt. In ’t ilille T ab.VII.
zitten vertoont ze ook dezelfde gedaante als de voorgaande : wan-t met de 2
paar Achterpooten zet ze zieh ergens aan v a i l , en fteekt , met ingetrokken
Voorpooten, het overige van ’t lyf recht uit in de vrye lucht. Als ze in die
gefteltenilfe aangeraakt wordt, laat ze weinig gevoeligheid befpeuren; fchoon
men ze zelfs van haare plaats afneeme , en zo gints en herwaarts wende en
keere; kan men evenwel geene de minfte beweeging aan haar gewaar worden:
doch wanneer men haar dan eenigen tyd itil laat liggen, maakt zy zieh ter-
ßond weder gereed , en zoekt , door behulp van haare: gekromde fchreeden ,
het gevaar te ontkomen. De ze , den Infeften in ’t algemeen eigen, en als aan-
gebporen liil, om het gevaar der vyanden te onnwyken', is boven al verwon-
derenswaardig; en ik zou denken, hoewel ons niets van hunne nuttigheid be-
kend wäre, dat, nochtans , deze zorge der Natuure , om hunne volkomen
.uitroeijing te beietten, tot een merkieken konde dienen, dat ze niet ten ee-
nemaale vergeeffeh gefchapen zyn.
§• 3-.
Omtrent den Pierfit beginnen deze Span- Rupsjes te veränderen ; het welk
van fommigen in September , en van anderen eerit in OS-ober gefchiedt. Z y
kruipen al voorens in de fcheuren der boomfehorfe, o f ook wel onder de bladeren
op den grond , en bekleeden zieh aldaar met een wit en doorzichtig
Spinzel. Ver.volgens veränderen zy binnen ettelyke dagen in zodanig eene
Pop, als in de 2<“e Fig. te zien is; die zieh in ’t eeril van vooren groen , en Fig. 2,
van achteren gee'achtig.- rood vertoont ; alhoewel- deze koleuren wel haail don-
kerer worden; ze is aan haar achtereinde , welk fpits toeloopt, met een teder
ilaartpunt voorzien. Deze kleine Poppen blyven gemeenlyk den Winter door;
tot in ’t aan-itaande Voorjaar ,,:liggen.; en de meeilen zyn by my eerfl in de
volgende Maand Jur.y uitgekomen; wanneer het zo- aardig getekende i\ acht-
yiindertje , met fmalle Vleugelen , Jer uit te voorfchyn. kwam ; hetwelkin
de Pi^i-onder-’t-: pagä.gebragt wordt. ' 3,
- §. 4*
Dit Nacht -Vlindertje blyft beilendig, zo als het hier afgebeeld is , met uit-
gebreide Vleugelen zitten, en- w-appert met dezelven, al fpeelende, dikwyls op
en neder. Deszeifs grondverwe is meeftal geel - bruinachtig • wit. De Boven-
vleugels zyn aan den buitenrand helder-graauw bezöomd ;; en in deszelfsvoor-
ite gedeelte- zict men. ve.ele- donkere punten. Naail dezen graauwen uitge-
ronden dwarsflreep wordt de grondverwe iets donkerer , dan ze in ’t overige
der Vleugels is. Men wordt hierin' verd'er aan-den voorilen randeenegroote
donker - graauwe. vlak gejwaar-, eonaar ’t lid'toe ilaan eenige-.heldere vlakken
benevens elkander, achter welken nog eenige bleeke en tedere dwarsilreepies
R r r 2