1>B- V1, ' §■ 4-
Wanneer deze Rups voortkruipen w il, maäkt ze , by gebrek der buikpoo-
lS- I- ten, altoos zulk een hoogen boog, als de i lie Fig. vertoont; echter gaat- het
zeer langkzaam in zyn werk, wanneer ze eene lchreede voortbrengt. Want
als zy het ly f met de voorpooten ten dien einde opheft, begint ze een tydlang
te waggelen en als te tuimelen, eer ze dezelven weder recht geveltigd heeft;
en op die eigenfte wyze maakt ze 00k haare andere fchreeden ; doch wanneer
ze ruft en aan een takje flil z it , houdt ze zieh met de vier achterpooten aan ’t
zelve vaft, iteekt haar gantfehe lyf recht uit, en blyft dus zeer ftil en onbe-
weegelyk zitten; gelyk ik van de Rups dezer Gaffe op Tab. I. gezegd hebbe,
Fig. z. en de 2 d« Fig. dezer Tab. V I. aantoont. Vermits ze nu 00k de fpitze voorpooten
, in die gedaante, kort aan ’t lyf legt, ziet men ze in den eeriten op-
llag niet anders, dan voor een takje-van ’t hout aan. . De Tuinier , van wien
ik deze Rups kreeg, meende, dat ze my des te aangenaamer zou zyn ,. hoe
zeldzaamer zy hem, om de voorfchreeven Eigenfchap, voorkwam : want de-
Wyl hy ze voor een verdord takje van den Oranjeboom aanzag, en gezindwas
hetzelve af te breeken, verfchrikte hy niet weinig, ziende dat ze zieh , op de
eerite aanraaking , hevig begon te beweegen, en rondsom van zieh te flaan;
zodat hy niet alleen zyne hand fpöedig terugge tooge', maar 00k zelfs achter-
uit trade. Nadien hem evenwel de beweeging van een dor takje nieuwsgierjg
gemaakt had, en hy hetzelve deswegen wat naauwkeuriger befchouwde, merkte
h y , dat het eene Rups was , welke hy terflond , om dit byzonder toe-
v a l, als iets zeldzaams by my bragt.
§• 5-
Deze Rups verborg zieh, in haar verblyf, onder de bladeren , die ik haar
ter fpyze voorgelegd had, en wierd vervolgens allengskens dikker en korter:
maar vervaardigde geen Spinzel om zieh heen , gelyk de andere Rupfen ge-
woon zyn ; waaruit, myns oordeels, te beiluiten is , d a t z e , in vryheid zyn-
de, zieh by haare Verandering in de Aarde verbergt. Na dat ze nu by my
eenige dagen lang verborgen gelegen had , kwam ’er eindelyk, na het afftroo-
Fig. 3. ken van de llupfenhuid, zodanig eene Pop voor den dag, als ik in de 3 de S
afgebeeld hebbe. Z y , die het overbodig achten, dat ik altoos by de Rups
en den Vlinder, 00k de Pop af beeide, zullen uit de gedaante der tegenwoor-
dige ligtlyk können zien, dat de eene geduurig anders van geilelteniffe zy,
dan de andere. Dienvolgende dient derzelver af beelding 00k daartoe, dat
men, by geval eene Pop vindende, waarvanmendeRups, daar ze uit voortge-
komen is , nooit gezienheeft,,ten eeriten uit de Afbeelding könne afleiden,zo
wel hoe zy ’er als Rups uitgezien hebbe, als 00k , welk een Vlinder uit haar
itaat voort te komen. De tegenwoordige-Pop is , boven anderen , zeer.leenig
en lang, van vooren ilomp', van achteren lpits, en aan ’t einde met een klein
ftaartilaartpunt
voorzien. En fchoon haare grondverwe niet veel fehyne te ver- T ab. VI.
fchillen van die gene, welke ze , als Rups , gehad heeft; toont eene naauwkeuriger
befchouwing echter, dat ze merkelyk rood-bruiner, en daar by met
veeje donker- bruine en graauwe vlakken, hoewel onregelmaatig geplaatfli, be-
fprenkeld is. Toen ik ze in ’t begin aanraakte, was ’er wel eenige beweeging
aan haar te belpeuren ; doch naderhand fcheen ze geheel verityfd te zyn.
§. 6-
Na verloop van vier weeken, kwam de Vlinder, dien ik met groot verlangen
te gemoet gezien had, uit deze Pop te voorfchyn; en toen zyne Yleugels,
na~verloop van een half uur, hunnen volkomen wasdom bereikt hadden , zag
ik tot myn genoegen , dat ’er 00k onder deze Claffe Vlinders z y n ,- die , by
hunne grootte, met frifche koleuren pronken. De 4 de Fig. vertoont ons de- Kg-, 4,
zen Vlinder in zyne volmaakte geltalte ; en verbeeldt , gelyk we vervplgens
zullen zien, een Wyfje. Het is in ’t algemeen bleek- zwavelgeel vankoleur,
zynde eehter aan de buitenkanten der Vleugelen en aan ’t Voorlyf iets hoog-
geeler. De bovenite hoek der Bovenvleugelen loopt fpits toe, en de Onder*
vleugels zyn in.’t midden aan den buitenrand met een aardig uitgerond en uit-
iteekend hoek - punt voorzien; in wiens breedite deel zieh een paar gekromde
zwarte vlakken bevindt. Zo wel deze uitfleekende punten,, als de gantfehe
buitenrand dier Ondervleugelen, zyn met een fyn hoog-oranje-geel boordzel
omringd; hoedanig een boordzel men 00k aan de Bovenvleugelen z ie t , hoewel
het hier wat bleeker zy. Door ieder Bovenvleugel loopen twee tedere
bleek-bruine ftreepen overdwars, en die Jtreep , welke het naaite aan ’t lid
itaat, ichynt 00k door den Ondervleugel getoogen te zyn. Voorts ishiernog
-aan te merken , dat deze Bovenvleugels met veele graauwe, körte en fyne
dwarsitreepjes belprenkeld zyn , die echter in geen zekere orde itaan ; en ter
plaatze daar de geele koleur aan de Ondervleugels het hoogite is , naamlyk by
de uititeekzels, ziet men insgelyks diergelyke Itreepjes, maar die nog fyner
zyn. ■ . §. 7-
De hairvormige Sprieten zyn 00k g e e l, en zonder vezelen , als mede de
Zuiger, die , als hy uitgeftrekt is , eene tamelyke- lengte heeft, De Oogen
van den kleinen Kop * zyn zwart f ; het dikke Achterlyf is bleeker van koleur,
dan het Voorlyf en de vier Vleugels. De zes Pooten , die hier echter niet
zicht-
* Deze Kop is boven.de Sprieten h e lle r bruin. K l e e m a n n .
f R e llte r bebbe ik waargenomen,, dat de koleur der Oogen aan. dezen Vlin d e r, even als aan
anderen , der verfcheidenheid ondqrworpen • is ,,.en .,dat, ze -dikwyls . beider bruin zya.
Voorts is de Kop van dezen Vlin de r inet een gerolden bruineu Zuiger voorzien.
. . . .- K l e k m a h m .
lße Deel, zit Stuk. " R r r