T ab. ilreepje voorzien is. Voorts zyn ook alle de tedere aderen dezer Vleugelen
LX1II. geelachtig bruin - rood van koleur; door dezelven loopen veele gekronkelde
dwarsßreepen heen; en niet verre van ’t lid flaat eene breede en iets brui*
ner vlak; doch de buitenrand is met een bruin uitgerond boordzel bezoomd.
[Men zou dezen Vlinder,in aanmerking dier Bovenvleugelen, gevoegelyk den
Landkaart - Vlinder können noemen.] De Ondervleugels daar en tegen zyn
gantfch wit, maar dewyl ze merkelyk meer glans hebben, vertoonen ze eenigzins
de koleuren van den Regenboog; en de buitenrand is glad bezoomd. Het
gantfche ly fis met bruinachtig - wit hairftof bedekt, en het Achterlyf loopt
ipits toe. De Sprieten zyn hairvormig; en deze Vlinder is voorzien met een
vry langen Zuiger*. §• 4-
PiS- 4,. De 4 de Fig. vertoont ons dezen Vlinder in eene zittende geftalte, waar
otntrent ik niets anders te zeggen hebbe, dan dat h y , dus zittende, zyne Sprieten
, mitsgaders ook de Pooten, längs het lyf legge; doch om duidelyker te
doen zien,dat de Pooten,en wel inzonderheid de bovenfchenkels, met wit ve-
derftof bedekt z yn , zo hebbe ik den Vogel op die wyze afgemaald, dat ook
de Pooten zichtbaar zyn.
§- 5-
Hier mede fluite ik nu eindelyk deze tweede Clafle der Nacht - Vlinders ;en
fehoon dezelve de grootfte der zes ClalTen z y , als vervattende 63 byzondere
Afbeeldingen of foorten van Rupfen, Poppen, Vlinders & c .; zo ben ik echter
verzekerd, dat ik , in de vier en een half jaaren, die door my aan deze
Verzameling befteed z yn , ’er naauwlyks het derde gedeelte van ontdekt hebbe.
Doch ik twyffele geenzins, o f ik zal ’er meer van leeren kennen, welken
hier na, zo God my leven en gezondheid verleent, nog te voorfchyn zullen
komenf.
* Deze Zuiger is bruinachtig-gee! van koleur. D e Oogen van dien Vlinder zyn , gelyk
ik aan een levenden, die den 24 Juny uitkwam, gezien hebbe, geelachtig-groen.
K l e e m a h n .
4 Daar va» is in het IH ^ en IV de Deel van deze Natuurlyke Hifioric i n D H
Byvoegzcls, reets een tamelyk aantal te vindenj als in t vervolg w n y
ken.
T O T D E
D E R D E c l a s s e
D E R
N A CH T« V L IN D E R S ;
O E .
Körte befchryvwg der Kentekenen, waar door de R u p s e n »
P o p p e n en V l i n d e r s ’dezer Clajje van alle anderen
te onderfcheiden zyn.
§ . i-
4“^ ^ 4>elke zwarigheden het nagaan van de verandering der Infeften in
m m heeft, voor eenieder, die dezelve wil onderzoeken en waarnee-
men, hebbe ik alrede meermaalen aangemerkt; en ik kan, by de
|De£’c]^ryVinge dezer Clafle, niet wel nalaaten, ’er nogtiiaals eenig
gewag van te maaken. Want fclioon de Rupfen en de daar uit voortkomen-
de Vlinders, die tot deze derde Claife behooren, in een tamelyk aantal, in
onze Landftreek, voorkomen; zyn ze echter bezwaarlyker dan anderen ter
Veranderinge te brengen : derhalve zal ik ’er ook niet veele können be- ^
fchryven, en afmaalen ; alhoewel ik federt een geruimen tyd veele moei-
te deswegen aangewend hebbe. Deze Verandering is inzonderheid be-
zwaarlyk na te gaan, uit hoofde dat z e , behalve de Eigenfehappen, welken
ook met die van andere Rupfen zomwylen gantfch ftrydig z yn , hier
in iets byzonders bezitten , dat ze deels vochtig deels droog gehouden
moeten worden; en even zo is ’t ook met de Poppen gelegen. Men kan
hier uit terftond afneemen, hoe gemaklyk het gebeuren könne, dat men
zeer veele Onderzoekingen vergeefs aanwende: te meer daar men dikwils
Mmm 2 gee^