1 1 1 1
\
DER N A e r H T - V L I N D E R S. Ttib. XXXI. 34s
deren, die groen van koleur en zuurachtig van fmaak zyn , Perficaria vulga- Tan.
ris, acris minor, ßve Hydropiper; geméen, zuur, klein Perfikkruid of fVaterpeper) ; XXXL ^
de andere draagt grooter, bruingevlakte en minder wränge bladeren, ( Perßcaria
maior, mitis &? maculofa; o f grnot, zagt, gevlakt Perfikkruid.) Aan de eer.
fte dezer foorten komt met recht den naam van Waterpeper, uit hoofde vanhaa-
ren wrangen en brandenden fmaak, alleen to e ; de laatfte is in tegendeel het
eigenlyke Vlombuid. Doch het wordt met deze Duitfche benoemingen niet a ltóos
zonaauwgenomen; gelyk 00k onze beide foorten van Rupfen hetzonaauw
niet neemen, maar van de eene Plant zo greetig fpyzen, als van de andere.
Het was in ’t laatfte van de maand July, dat ilc veele diergelyke Rupfen, van
onderfcheiden grootte, op de bovengemelde Plant vond. De 'doorgeknaagde
bladeren toonden my het voetfpoor; want alwaar men die vindt,kan men vaft- 9
ftellen, dat ’er werklyk Infecten zyn, o f geweeft zyn. De kleinften onderdeze
Rupfen waren meeftal groen , maar de grootften bruin. Ik nam ze geza-
menlyk mede, en bevorid, toen ze verveld en haare volkomen grootte bereikt
hadden, dat z e , niet tegenftaande het opgemelde, tweeerleie foorten waren,
welker eene veel grooter wierd, dan de andere, en 00k gantfeh anders gete-
kend was; fchoon haare gedaante en grondverwe tamelyk overeenkwame*.
§. 2.
Deze grootere foort nu hebbe ik op de X X X Ifte Tab. afgebeeld, en daar
van zal Bthans alleen fpreeken. De 1 fte Fig. dezer Tab. vertoont de Rups in Fig. r.
haare volkomen grootte en geheel volwaflen. Zy is ruim 2 duim lang, enta-
melyk dik. Haare koleur is helder - roodachtig - bruin. De Kop is eenigzins
blinkend. Ieder zyde is van onderen längs den buik met een breeden Oker?
geelen ftreep geboord. Boven dezen ziet men twee bleek - graauwe evenwydi-
ge linien, en boven in ’t midden van den rüg is nog een enkelvoudige, zwart-
graauwe ftreep. Alle de ftreepen, zo wel die op den rüg, als de voorgemel-
den ter wederzyde, zyn met witte teder-zwart- geboorde punten vercierd;en
wel op zodanig eene wyze, dat ’er op jeder Lid of Ring drie zodanige punten
in eene linie nevens elkander ftaan. Doch het laatfte lid is'met een paar dier-
gelyke punten ( o f liever vlakken,) die grooter zyn en in ’t geele vallen, voor-
zten. Tulfchen deze ftreepen is de grond der huid met zeer tedere zwarte
f t ip -
* ^el||jar T7®3 » den 12den Augußus,hebfeik deze foort van Rupfen , zo wel volwafTen,
. als nog jongzymle, ten dee!,e gtoen en bruin • graauw, ten deeie Kaneelkoleurig, aan de
Zutiring gévonden; en ik twvfreie niet, oi' zy zai, bebalve de Zuuifng, het Vlooikruid
en de Waterpeper, nog wel andere gewaiTejj tot haar onderhqud ferkiezen," Ook hebbe
H nofpeurd, dat de meeften derer Rinden ■ in haare tedere leugHImeer. groqnäclitig, dan
bruin , vkn koleur beyonden worden.. Doch '00! deze foort va.n Rupfen j áis men'zp groén-
koleurig vindt,4,yan de volgende op Tab. XXXII. wel te onderfcheiden, hehoeft men
flechgjaanwkeur|gjte letten op de 2 he®r.-;g|elaehtige bockige vlakfen , die men byde-
. y-y °P het achterile lid bpfpeurt; want.die zyn..by de yplgende foort niet te vinden.
„ I K l e e m a n n . iße Deel. 2 de Stuk. ‘X x