Tab. VII. ren, zy Worden nochtans geen Vlinders, en hebben ook maar drie paar Poo-
ten van vooren*: waar tegen die genen, daar we thans van fpreeken, alle de
. Eigenfchappen bezitten, waar door de Rupfen en Vlinders van andere Infeilen
» onderfcheiden worden. •
§. 2.
Dit gantfche Broedzel, dat dikwyls uit meer dan honderd Rupsjes beflaat,
blyft tot na zyne Verandering te zamen; om welke reden ook de naam van Ge-
zelligen met recht aan deze Hupfen gegeeven wordt. De Wyfjes - Vlinderlegt
de Heren , waar uit ze voortkomen, in den Herfil aan de rysjes , welke aan
de Heggen zyn , op eenen hoop te zamen; niet lang daar na komen de jonge
Rupsjes te voorfchyn; en dezen vallen terilond aan ’t werk om zieh in een Spin-"
zel te verbergen, het welk, van wegen zyne kleinheid , in den eer'ften opilag
niet ligt te ontdekken is , indien ’er niet naauwkeurig op geletworde. Schoon
ze nu by toeneemenden ouderdom hoe langer hoe grooter worden, blyven ze
echter in haar welbezorgd Spinzel den gantfehen Winter door liggen.f In het
volgende Voorjaar, wanneer de rysjes aan de Heggen uitfpruken , verlaaten
zy haar Winterkwartier wel, om haar voedzel te zoeken , maar ze zyn nochtans
met gemaklyk te vinden ; dewyl ’er zelden een alleen uit het Spinzel te
voorfchyn komt, en fchoon ze zieh al van den eenen talc naar den anderen be-
geeveh, blyven ze echter te zamen, en omipinnen zieh geduurig weder. By
toeneemenden wasdom vervellen ze verfcheiden reizen ; en eindelyk, volwasfen
zynde, bfiloopt haare grootte nooit veel meer dan een halven duim.
§• 3-
Tig. i. De i tte Fig. dezer V II * Tab. vertoont ons 8 van deze volwasfen Rupfen op
een gedeelte van haar Spinzel. Dit is , wanneer ze volwasfen zyn , op zyn
grootile, en hangt vol van haare vuiligheid, Doch dewyl ’er nog eene andere
foort van Rupfen is, die met deze; uitgenomen in de koleur, zeer veel over-
eenkomfl heeft, gelyk in de befchryving van de volgende V II Ifle Tab. zalaan-
getoond worden; zullen wy deze, welke wy thans voorhebhen, watnaauwkeu-
riger belchouwen. Men zou de koleur van 't gantfche lyf graauw können noe-
men; hoewel ze eenigzins in ’t bruin- geele valle. De Kop is blinkend zwart;
en fchoon de hals het ook fchyne , heeft die echter veeleer in ’t midden een
verdeeld zwart halscieraad, dan dat men denzelven gantfeh zwart zou können
noemen. Aan eenigen dezer Rupfen beipeurt men eene zeer tedere linie, die
mid-
* Van diergelyke Maden, die zieh gezelfchaplyk in een Weefzel , dat ze , gelyk de Mot-
rupfen , zelven maaken , onthouden, za] ik ook hier na eene befchryving en Afbeelding
in inyne 'Bym'egzelen geeven. K l e e m a k n .
• J Deze Mot-Rupfen zyn aanvangkelyk bleek- oker • g e e l; en worden, "by toeneemendenwaf-
dom, zoigraaiiwverwig, als ze^hier op Tab. VH.afgebeeld zyn, K l e e m a n h .
midden Over den rü g lo o p t ; en nevens d e z e lv e fla a t te r w ed e r z yd e op ied e r Tab.VII.
Ring een zwart puntje. De 8 paar Pooten zyn ’er in de gewoonlyke orde ;
waaromtrent evenwel nog aan te merken flaat, dat de 4 paar ilompeBuikpoo-
ten, mitsgaders de beide achterflen, zo kort zyn , dat, ingevallezy niet naauwkeurig
gezöcht worden, men gelooven zoude, dat ze ’er niet waren: doch als
het Rupsje op eene effen vlakte kruipt, en men ’t zelve wel befchouwt, ont-
dekt men welhaaft die kleine Pootjes.
§• 4-
Wanneer onze kleine Rupfen volwaifen z y n , onthouden zy zieh meestal
buiten haar groote Weefzel, eii vallen derhalve ligter in ’t 00g ; doch zodra
men het Weefzel of Spinzel aanraakt, kruipen zete zamen, en verbergen zieh
derrnaate in ’t zelve, dat men ’er geen eene meer ontdekke: en als men haar
nog verder ontrust, vallen ze , de eene voor en de andere na, naar beneden;
echter in diervoege, dat ieder zieh aan haaren draad nederlaate , om niet te
hard te vallen, gelyk de 2deFig. aantoont; en deze draad dient haar nader- Fig. z.
hand om, gelyk anderen, doofmiddel van denzelven , haar voorig Spinzel
weder te vinden. Wanneer de tyd haarer Veranderinge nadert, begeeven ze
zieh naar de ondervlakte van haar gefponnen verblyf, alwaar een iegelykzich
met eene nederwaarts hangende, fpilvormige en digte behuizingomfpint. De ze
behuizingen ter veranderinge hangen dan hier endaarverftrooid, gelyk aan
die, met Fig. 3. getekend, te zien is , fchoon ze by anderen, hier na volgen- Fig. %,
de, op eenen hoop te zamen hangen.
§• 5-
In deze behuizing verändert het Rupsje binnen twee dagen in zodanrg eene
Pop, als de 4de Fig. vertoont. Dezelve heeft meerendeeis eene bruinaebtig,- Fig. 4.
geele koleur, en de Vleugelfcheeden loopen tot over de helft van ’t achterlyf,
dat aan ’t einde fpits toeloopt. De Nacht - Vlinder, daar in verborgen zitten- »
d e , verkrygt binnen 3 weeken zyne rypheid, en verlchynt naderhand in die
gedaante , zo als hy in de 5^* ^¿ivertoond wordt; waarin hy zittende voor- ^
komt, met de Vleugelen dakvormig te zamen gevoegd. Deszelfsgrondverwe
is eenigzins blaauwachtig - wit , en de Boven.vleu.gels zyn met zwarte punten
befprenkeld. De Oogen zyn zwart, en de Sprieten. hairvormig. V o o r ’tove-
rige hebbe ik niet noodig geäordeeld, dezen Vlinder , om zyne.Ondervleuge-
len ,• ook vliegend af te beeiden : want daaromtrent komt hy met den volgen-
den byna in alles overeen , en wordt uit dien hoofde ook van de meeilen voor
eenerleie foort met denzelven gehouden ; doch eene naauwkeurige befchouwing,
kan ons desaangaande van het tegendeel overtuigen..
D i